مەنالار تەرجىمىسى سۈرە بەقەرە - گوللاندىيەچە تەرجىمىسى - رۇۋاد تەرجىمە مەركىزى - بەت نومۇرى 12 - قۇرئان كەرىم ئىنىسكىلوپىدىيىسى

ئايەت: 77

أَوَلَا يَعۡلَمُونَ أَنَّ ٱللَّهَ يَعۡلَمُ مَا يُسِرُّونَ وَمَا يُعۡلِنُونَ

77. Weten zij dan niet dat Allah weet, wat zij verbergen en in de openbaarheid brengen?

ئايەت: 78

وَمِنۡهُمۡ أُمِّيُّونَ لَا يَعۡلَمُونَ ٱلۡكِتَٰبَ إِلَّآ أَمَانِيَّ وَإِنۡ هُمۡ إِلَّا يَظُنُّونَ

78. En onder hen zijn ongeletterde mensen, die het boek niet kennen, maar zij leggen hun hoop in valse verlangens en zij doen niet anders dan gissen.

ئايەت: 79

فَوَيۡلٞ لِّلَّذِينَ يَكۡتُبُونَ ٱلۡكِتَٰبَ بِأَيۡدِيهِمۡ ثُمَّ يَقُولُونَ هَٰذَا مِنۡ عِندِ ٱللَّهِ لِيَشۡتَرُواْ بِهِۦ ثَمَنٗا قَلِيلٗاۖ فَوَيۡلٞ لَّهُم مِّمَّا كَتَبَتۡ أَيۡدِيهِمۡ وَوَيۡلٞ لَّهُم مِّمَّا يَكۡسِبُونَ

79. Wee voor hen dan die het Boek met hun eigen handen schrijven en zeggen: “Dit is van Allah,” om het voor een kleine prijs te verhandelen! Wee voor hen voor wat hun handen geschreven hebben en wee voor hen die daaraan verdienen.

ئايەت: 80

وَقَالُواْ لَن تَمَسَّنَا ٱلنَّارُ إِلَّآ أَيَّامٗا مَّعۡدُودَةٗۚ قُلۡ أَتَّخَذۡتُمۡ عِندَ ٱللَّهِ عَهۡدٗا فَلَن يُخۡلِفَ ٱللَّهُ عَهۡدَهُۥٓۖ أَمۡ تَقُولُونَ عَلَى ٱللَّهِ مَا لَا تَعۡلَمُونَ

80. En zij zeggen: “Het vuur zal ons niet anders raken dan voor een paar vastgestelde dagen. "Zeg: “Heb je een verbond met Allah gesloten, zodat Allah Zijn verbond niet zal verbreken? Of zeggen jullie iets over Allah waar je niets van af weet?

ئايەت: 81

بَلَىٰۚ مَن كَسَبَ سَيِّئَةٗ وَأَحَٰطَتۡ بِهِۦ خَطِيٓـَٔتُهُۥ فَأُوْلَٰٓئِكَ أَصۡحَٰبُ ٱلنَّارِۖ هُمۡ فِيهَا خَٰلِدُونَ

81. Welzeker! Iedereen die het kwaad verdient en waarvan de zonden hem omringt, zullen de bewoners van het vuur zijn; zij zullen daarin voor altijd verblijven.

ئايەت: 82

وَٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أُوْلَٰٓئِكَ أَصۡحَٰبُ ٱلۡجَنَّةِۖ هُمۡ فِيهَا خَٰلِدُونَ

82. En degenen die geloven en goede daden verrichten, zij zullen de bewoners van het paradijs zijn, zij zullen daarin voor altijd verblijven.

ئايەت: 83

وَإِذۡ أَخَذۡنَا مِيثَٰقَ بَنِيٓ إِسۡرَٰٓءِيلَ لَا تَعۡبُدُونَ إِلَّا ٱللَّهَ وَبِٱلۡوَٰلِدَيۡنِ إِحۡسَانٗا وَذِي ٱلۡقُرۡبَىٰ وَٱلۡيَتَٰمَىٰ وَٱلۡمَسَٰكِينِ وَقُولُواْ لِلنَّاسِ حُسۡنٗا وَأَقِيمُواْ ٱلصَّلَوٰةَ وَءَاتُواْ ٱلزَّكَوٰةَ ثُمَّ تَوَلَّيۡتُمۡ إِلَّا قَلِيلٗا مِّنكُمۡ وَأَنتُم مُّعۡرِضُونَ

83. En (herinner je) wanneer Wij een verbond met de kinderen van Israël sloten, zeggende: “Aanbid niemand behalve Allah en wees plichtsgetrouw en goed voor de ouders en verwanten en de wezen en de armen, en spreek goed tegen de mensen en verricht de gebeden en geef zakaat. Vervolgens onttrokken jullie je er aan, behalve slechts een paar van jullie, Terwijl jullie je afwendden.