Mənaların tərcüməsi Surə əs-Saffat - Holland dilinə tərcümə -

Ayə: 103

فَلَمَّآ أَسۡلَمَا وَتَلَّهُۥ لِلۡجَبِينِ

103. Toen, terwijl zij zich allebei onderworpen hadden en hij had hem knielend op zijn voorhoofd neergelegd;

Ayə: 104

وَنَٰدَيۡنَٰهُ أَن يَٰٓإِبۡرَٰهِيمُ

104. En Wij riepen naar hem: “O Ibraahiem!

Ayə: 105

قَدۡ صَدَّقۡتَ ٱلرُّءۡيَآۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

105. Jij hebt de droom vervuld!” Waarlijk! Zo belonen Wij de weldoeners.

Ayə: 106

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلۡبَلَٰٓؤُاْ ٱلۡمُبِينُ

106. Waarlijk, dat was zeker een duidelijke beproeving –

Ayə: 107

وَفَدَيۡنَٰهُ بِذِبۡحٍ عَظِيمٖ

107. En Wij hebben hem vrijgekocht met een groot offer.

Ayə: 108

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِ فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

108. En Wij lieten aan hem (een goede herinnering) onder de generaties in latere tijden.

Ayə: 109

سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِبۡرَٰهِيمَ

109. Vrede zij met Ibraahiem!”

Ayə: 110

كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

110. Zo belonen Wij zeker de weldoeners.

Ayə: 111

إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

111. Waarlijk hij was één van Onze gelovende dienaren.

Ayə: 112

وَبَشَّرۡنَٰهُ بِإِسۡحَٰقَ نَبِيّٗا مِّنَ ٱلصَّٰلِحِينَ

112. En Wij gaven hem het goede nieuws van Isaac – een profeet van de rechtvaardigen.

Ayə: 113

وَبَٰرَكۡنَا عَلَيۡهِ وَعَلَىٰٓ إِسۡحَٰقَۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحۡسِنٞ وَظَالِمٞ لِّنَفۡسِهِۦ مُبِينٞ

113. Wij zegenden hem en Isaac en van hun nageslacht zijn er die goed doen en sommigen doen hen zelf duidelijk onrecht aan.

Ayə: 114

وَلَقَدۡ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ

114. En voorwaar Wij gaven Onze gunsten aan Moesa en Haaroen.

Ayə: 115

وَنَجَّيۡنَٰهُمَا وَقَوۡمَهُمَا مِنَ ٱلۡكَرۡبِ ٱلۡعَظِيمِ

115. En Wij redden hen en hun volk van de grote ellende.

Ayə: 116

وَنَصَرۡنَٰهُمۡ فَكَانُواْ هُمُ ٱلۡغَٰلِبِينَ

116. En hielpen hen, zodat zij de overwinnaars werden;

Ayə: 117

وَءَاتَيۡنَٰهُمَا ٱلۡكِتَٰبَ ٱلۡمُسۡتَبِينَ

117. En Wij gaven hen een duidelijk Boek;

Ayə: 118

وَهَدَيۡنَٰهُمَا ٱلصِّرَٰطَ ٱلۡمُسۡتَقِيمَ

118. En leidden hen op het rechte pad;

Ayə: 119

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِمَا فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

119. En Wij lieten aan hem (een goede herinnering) onder de generaties in latere tijden.

Ayə: 120

سَلَٰمٌ عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ

120. Vrede zij met Moesa en Haaroen!”

Ayə: 121

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

121. Zo belonen Wij zeker de weldoeners.

Ayə: 122

إِنَّهُمَا مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

122. Waarlijk! Zij waren twee van Onze gelovende dienaren.

Ayə: 123

وَإِنَّ إِلۡيَاسَ لَمِنَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

123. En waarlijk, Ilyaas was één van de boodschappers.

Ayə: 124

إِذۡ قَالَ لِقَوۡمِهِۦٓ أَلَا تَتَّقُونَ

124. Toen hij tegen zijn volk zei: “Vrezen jullie Allah niet?”

Ayə: 125

أَتَدۡعُونَ بَعۡلٗا وَتَذَرُونَ أَحۡسَنَ ٱلۡخَٰلِقِينَ

125. Roepen jullie B’al (valse god, B'al was zijn) aan en laten jullie de beste schepper,

Ayə: 126

ٱللَّهَ رَبَّكُمۡ وَرَبَّ ءَابَآئِكُمُ ٱلۡأَوَّلِينَ

126. Allah, jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen?”