Fassarar Ma'anoni Sura Maryam - Fassarar Holand - Cibiyar fassara ta Ruwwad - Lambar shafi 306 - Kundin Alqurani Mai girma

Aya: 12

يَٰيَحۡيَىٰ خُذِ ٱلۡكِتَٰبَ بِقُوَّةٖۖ وَءَاتَيۡنَٰهُ ٱلۡحُكۡمَ صَبِيّٗا

12. “O Yahya! Houd je stevig aan het Boek vast.” En Wij gaven hem wijsheid toen hij nog een kind was.

Aya: 13

وَحَنَانٗا مِّن لَّدُنَّا وَزَكَوٰةٗۖ وَكَانَ تَقِيّٗا

13. En (maakte hem) geliefd bij de mensen als een gunst van Ons en zuiver van zonden en hij was rechtgeleid.

Aya: 14

وَبَرَّۢا بِوَٰلِدَيۡهِ وَلَمۡ يَكُن جَبَّارًا عَصِيّٗا

14. En goed voor zijn ouders en hij was noch arrogant noch ongehoorzaam.

Aya: 15

وَسَلَٰمٌ عَلَيۡهِ يَوۡمَ وُلِدَ وَيَوۡمَ يَمُوتُ وَيَوۡمَ يُبۡعَثُ حَيّٗا

15. En vrede zij met hem op de dag dat hij geboren was, de dag dat hij sterft en de dag dat hij weer tot leven wordt opgeroepen.

Aya: 16

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ مَرۡيَمَ إِذِ ٱنتَبَذَتۡ مِنۡ أَهۡلِهَا مَكَانٗا شَرۡقِيّٗا

16. En noem in het Boek (het verhaal van) Maryam, terwijl zij zich in afzondering van haar familie terugtrok op een plaats die naar het oosten gericht was.

Aya: 17

فَٱتَّخَذَتۡ مِن دُونِهِمۡ حِجَابٗا فَأَرۡسَلۡنَآ إِلَيۡهَا رُوحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرٗا سَوِيّٗا

17. Zij plaatste een scherm (om zichzelf) van hen (af te schermen); toen stuurden Wij haar Onze engel Jibriel en hij verscheen voor haar in de vorm van man met al zijn uiterlijke kenmerken.

Aya: 18

قَالَتۡ إِنِّيٓ أَعُوذُ بِٱلرَّحۡمَٰنِ مِنكَ إِن كُنتَ تَقِيّٗا

18. Zij zei: “Waarlijk! Ik zoek mijn toevlucht bij de meest Genadevolle (Allah) tegen jou, als je Allah inderdaad vreest.”

Aya: 19

قَالَ إِنَّمَآ أَنَا۠ رَسُولُ رَبِّكِ لِأَهَبَ لَكِ غُلَٰمٗا زَكِيّٗا

19. (De engel) zei: “Ik ben slechts een boodschapper van jouw Heer (om) voor jou de gave van een rechtgeleide zoon (aan te kondigen).”

Aya: 20

قَالَتۡ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَٰمٞ وَلَمۡ يَمۡسَسۡنِي بَشَرٞ وَلَمۡ أَكُ بَغِيّٗا

20. Zij zei: “Hoe kan ik een zoon hebben wanneer geen man mij aangeraakt heeft of ik onkuis ben?”

Aya: 21

قَالَ كَذَٰلِكِ قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٞۖ وَلِنَجۡعَلَهُۥٓ ءَايَةٗ لِّلنَّاسِ وَرَحۡمَةٗ مِّنَّاۚ وَكَانَ أَمۡرٗا مَّقۡضِيّٗا

21. Hij zei: “Zo (zal het zijn), jouw Heer zei: “Dat is gemakkelijk voor Mij: “En (Wij wensen) dat hij als een teken voor de mensheid wordt aangewezen en een genade van Ons en het is een zaak die (reeds) besloten is.

Aya: 22

۞ فَحَمَلَتۡهُ فَٱنتَبَذَتۡ بِهِۦ مَكَانٗا قَصِيّٗا

22. Zo werd ze zwanger en zij trok zich terug naar een verre plaats.

Aya: 23

فَأَجَآءَهَا ٱلۡمَخَاضُ إِلَىٰ جِذۡعِ ٱلنَّخۡلَةِ قَالَتۡ يَٰلَيۡتَنِي مِتُّ قَبۡلَ هَٰذَا وَكُنتُ نَسۡيٗا مَّنسِيّٗا

23. En de pijnen van de baring dreven haar naar de stam van een palmboom. Zij zei: “Ik wou dat ik hiervoor reeds gestorven was en dat ik totaal vergeten was en uit het gezicht!”

Aya: 24

فَنَادَىٰهَا مِن تَحۡتِهَآ أَلَّا تَحۡزَنِي قَدۡ جَعَلَ رَبُّكِ تَحۡتَكِ سَرِيّٗا

24. Toen riep (de baby Isa) van onder haar, zeggende: “Treur niet! Jouw Heer heeft er voor gezorgd dat er een waterstroom onder jou loopt;

Aya: 25

وَهُزِّيٓ إِلَيۡكِ بِجِذۡعِ ٱلنَّخۡلَةِ تُسَٰقِطۡ عَلَيۡكِ رُطَبٗا جَنِيّٗا

25. En schud de stam van de palmboom naar je toe, het zal verse rijpe dadels op jou laten vallen.