ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌ߬ߘߊ߬ߟߌ ߝߐߘߊ ߘߏ߫ ߖߘߍ߬ߟߊ߬ߛߊߦߌ - ߤߏߟߊ߲ߘߌߞߊ ߘߟߊߡߌߘߊ - ߙߎ߬ߥߊ߯ߘߎ-ߕߊ߬ߙߑߖߡߊ ߝߊ߲ߓߊ - ߞߐߜߍ ߝߙߍߕߍ 196 - ߞߎ߬ߙߣߊ߬ ߞߟߊߒߞߋ ߔߘߋߞߎ

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 55

فَلَا تُعۡجِبۡكَ أَمۡوَٰلُهُمۡ وَلَآ أَوۡلَٰدُهُمۡۚ إِنَّمَا يُرِيدُ ٱللَّهُ لِيُعَذِّبَهُم بِهَا فِي ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا وَتَزۡهَقَ أَنفُسُهُمۡ وَهُمۡ كَٰفِرُونَ

55. Laat hun weelde noch hun kinderen je verheugen; in werkelijkheid is het Allah Zijn plan hen te bestraffen met deze dingen in dit leven van de wereld en dat hun zielen zullen vertrekken, terwijl zij ongelovig zijn.

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 56

وَيَحۡلِفُونَ بِٱللَّهِ إِنَّهُمۡ لَمِنكُمۡ وَمَا هُم مِّنكُمۡ وَلَٰكِنَّهُمۡ قَوۡمٞ يَفۡرَقُونَ

56. Zij zweren bij Allah dat zij waarlijk met jou zijn, terwijl zij niet tot de jouwen behoren, maar zij zijn een volk (hypocrieten) dat bang is.

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 57

لَوۡ يَجِدُونَ مَلۡجَـًٔا أَوۡ مَغَٰرَٰتٍ أَوۡ مُدَّخَلٗا لَّوَلَّوۡاْ إِلَيۡهِ وَهُمۡ يَجۡمَحُونَ

57. Als zij een toevlucht, of grotten of een plaats om zich te verbergen, kunnen vinden, zouden zij daar meteen in gezwinde spoed heen gaan.

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 58

وَمِنۡهُم مَّن يَلۡمِزُكَ فِي ٱلصَّدَقَٰتِ فَإِنۡ أُعۡطُواْ مِنۡهَا رَضُواْ وَإِن لَّمۡ يُعۡطَوۡاْ مِنۡهَآ إِذَا هُمۡ يَسۡخَطُونَ

58. En onder hen zijn er die jou beschuldigen in de zaak van de aalmoezen. Als zij daar een deel van krijgen zijn zij blij, maar als zij niets krijgen, zie! Zij zijn woedend!

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 59

وَلَوۡ أَنَّهُمۡ رَضُواْ مَآ ءَاتَىٰهُمُ ٱللَّهُ وَرَسُولُهُۥ وَقَالُواْ حَسۡبُنَا ٱللَّهُ سَيُؤۡتِينَا ٱللَّهُ مِن فَضۡلِهِۦ وَرَسُولُهُۥٓ إِنَّآ إِلَى ٱللَّهِ رَٰغِبُونَ

59. Waren zij maar tevreden geweest met datgene wat Allah en Zijn boodschapper hen gegeven hadden en hadden zij maar gezegd: “Allah is voldoende voor ons. Allah zou ons Zijn overvloed geven en (ook) Zijn boodschapper Wij smeken (dat) Allah (ons zal verrijken).”

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 60

۞ إِنَّمَا ٱلصَّدَقَٰتُ لِلۡفُقَرَآءِ وَٱلۡمَسَٰكِينِ وَٱلۡعَٰمِلِينَ عَلَيۡهَا وَٱلۡمُؤَلَّفَةِ قُلُوبُهُمۡ وَفِي ٱلرِّقَابِ وَٱلۡغَٰرِمِينَ وَفِي سَبِيلِ ٱللَّهِ وَٱبۡنِ ٱلسَّبِيلِۖ فَرِيضَةٗ مِّنَ ٱللَّهِۗ وَٱللَّهُ عَلِيمٌ حَكِيمٞ

60. De verplichte liefdadigheid is door Allah ingesteld en is slechts bedoeld voor de armen en de behoeftigen en degenen die in dienst zijn gesteld om de fondsen te innen en voor degenen wiens harten vastgezet zijn en om gevangenen te bevrijden; en voor de schuldenaren; en voor Allahs zaak en voor de reiziger. En Allah is Alwetend, Alwijs.

ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫: 61

وَمِنۡهُمُ ٱلَّذِينَ يُؤۡذُونَ ٱلنَّبِيَّ وَيَقُولُونَ هُوَ أُذُنٞۚ قُلۡ أُذُنُ خَيۡرٖ لَّكُمۡ يُؤۡمِنُ بِٱللَّهِ وَيُؤۡمِنُ لِلۡمُؤۡمِنِينَ وَرَحۡمَةٞ لِّلَّذِينَ ءَامَنُواْ مِنكُمۡۚ وَٱلَّذِينَ يُؤۡذُونَ رَسُولَ ٱللَّهِ لَهُمۡ عَذَابٌ أَلِيمٞ

61. En onder hen zijn mensen die de Profeet kwetsen en zeggen: “Hij (leent) zijn oor (voor al het nieuws).” Zeg: “Hij luistert naar datgene wat het beste voor jullie is; hij gelooft in Allah; heeft vertrouwen in de gelovigen en is een genade voor degenen van jullie die geloven.” Maar degenen die de boodschapper kwetsen, zullen een pijnlijke bestraffing hebben.