Kur'an-ı Kerim meal tercümesi - الترجمة الهولندية * - Mealler fihristi

XML CSV Excel API
Please review the Terms and Policies

Anlam tercümesi Sure: Sûratu's-Sebe   Ayet:

Soerat Saba (De Stad van Saba)

ٱلۡحَمۡدُ لِلَّهِ ٱلَّذِي لَهُۥ مَا فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَمَا فِي ٱلۡأَرۡضِ وَلَهُ ٱلۡحَمۡدُ فِي ٱلۡأٓخِرَةِۚ وَهُوَ ٱلۡحَكِيمُ ٱلۡخَبِيرُ
1. Alle lofprijzingen en dankbetuigingen zijn voor Allah, aan Wie alles wat in de hemelen en wat op aarde is toebehoord. Aan Hem zijn alle lofprijzingen en dank in het hiernamaals en Hij is de Alwijze, de Alwetende.
Arapça tefsirler:
يَعۡلَمُ مَا يَلِجُ فِي ٱلۡأَرۡضِ وَمَا يَخۡرُجُ مِنۡهَا وَمَا يَنزِلُ مِنَ ٱلسَّمَآءِ وَمَا يَعۡرُجُ فِيهَاۚ وَهُوَ ٱلرَّحِيمُ ٱلۡغَفُورُ
2. Hij weet wat op aarde gebeurt en wat er vandaan komt, en wat van de hemel naar beneden komt en wat er naartoe opstijgt. En Hij is de Genadevolste, de meest Vergevende.
Arapça tefsirler:
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ لَا تَأۡتِينَا ٱلسَّاعَةُۖ قُلۡ بَلَىٰ وَرَبِّي لَتَأۡتِيَنَّكُمۡ عَٰلِمِ ٱلۡغَيۡبِۖ لَا يَعۡزُبُ عَنۡهُ مِثۡقَالُ ذَرَّةٖ فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَلَا فِي ٱلۡأَرۡضِ وَلَآ أَصۡغَرُ مِن ذَٰلِكَ وَلَآ أَكۡبَرُ إِلَّا فِي كِتَٰبٖ مُّبِينٖ
3. Degenen die ongelovig zijn zeggen: “Het Uur zal niet tot ons komen.” Zeg: “Jazeker, bij mijn Heer, het zal tot jullie komen.” (Allah is) de Alwetende van het onzichtbare, zelfs niet het gewicht van een atoom of minder dan dat of groter dan dat ontsnapt aan Zijn kennis in de hemelen en de aarde, Of het staat in een Duidelijk Boek.
Arapça tefsirler:
لِّيَجۡزِيَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّٰلِحَٰتِۚ أُوْلَٰٓئِكَ لَهُم مَّغۡفِرَةٞ وَرِزۡقٞ كَرِيمٞ
4. Dat Hij degenen die geloven en goede daden verrichten mogen belonen. Aan hen is de vergiffenis en de geweldige voorziening.
Arapça tefsirler:
وَٱلَّذِينَ سَعَوۡ فِيٓ ءَايَٰتِنَا مُعَٰجِزِينَ أُوْلَٰٓئِكَ لَهُمۡ عَذَابٞ مِّن رِّجۡزٍ أَلِيمٞ
5. Maar degenen die tegen Onze tekenen streven om hen te dwarsbomen – die, voor hen zal er een zware, pijnlijke bestraffing zijn.
Arapça tefsirler:
وَيَرَى ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلۡعِلۡمَ ٱلَّذِيٓ أُنزِلَ إِلَيۡكَ مِن رَّبِّكَ هُوَ ٱلۡحَقَّ وَيَهۡدِيٓ إِلَىٰ صِرَٰطِ ٱلۡعَزِيزِ ٱلۡحَمِيدِ
6. En degenen die kennis is gegeven, zien dat wat er aan jou geopenbaard is door jouw Heer de waarheid is, en leidt naar het pad van de Almachtige, De meest prijzenswaardige.
Arapça tefsirler:
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ هَلۡ نَدُلُّكُمۡ عَلَىٰ رَجُلٖ يُنَبِّئُكُمۡ إِذَا مُزِّقۡتُمۡ كُلَّ مُمَزَّقٍ إِنَّكُمۡ لَفِي خَلۡقٖ جَدِيدٍ
7. Degenen die ongelovig zijn, zeggen: “Zullen wij jullie naar een man verwijzen die jullie zal vertellen (dat) wanneer jullie volledig tot stof zijn geworden jullie dan (opnieuw) geschapen zullen worden?”
Arapça tefsirler:
أَفۡتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبًا أَم بِهِۦ جِنَّةُۢۗ بَلِ ٱلَّذِينَ لَا يُؤۡمِنُونَ بِٱلۡأٓخِرَةِ فِي ٱلۡعَذَابِ وَٱلضَّلَٰلِ ٱلۡبَعِيدِ
8. Heeft hij een leugen over Allah verzonnen of is hij bezeten? Nee, maar degenen die niet in het hiernamaals geloven verkeren (zelf) in een bestraffing, en in grote dwaling.
Arapça tefsirler:
أَفَلَمۡ يَرَوۡاْ إِلَىٰ مَا بَيۡنَ أَيۡدِيهِمۡ وَمَا خَلۡفَهُم مِّنَ ٱلسَّمَآءِ وَٱلۡأَرۡضِۚ إِن نَّشَأۡ نَخۡسِفۡ بِهِمُ ٱلۡأَرۡضَ أَوۡ نُسۡقِطۡ عَلَيۡهِمۡ كِسَفٗا مِّنَ ٱلسَّمَآءِۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَةٗ لِّكُلِّ عَبۡدٖ مُّنِيبٖ
9. Zien zij niet wat voor hen is en wat achter hen is, van de hemel en de aarde! Als Wij willen dan zullen Wij de aarde met hen laten zinken, of zullen Wij ervoor zorgen dat een stuk van de hemel op hen valt. Waarlijk hierin is een teken voor elke oprechte gelovige die zich tot Allah wendt.
Arapça tefsirler:
۞ وَلَقَدۡ ءَاتَيۡنَا دَاوُۥدَ مِنَّا فَضۡلٗاۖ يَٰجِبَالُ أَوِّبِي مَعَهُۥ وَٱلطَّيۡرَۖ وَأَلَنَّا لَهُ ٱلۡحَدِيدَ
10. En voorwaar Wij gaven van Ons een gunst aan Dawoed (zeggende): “O jullie bergen en vogels Verheerlijk (Allah) samen met hem". En Wij maakten het ijzer voor hem zacht.”
Arapça tefsirler:
أَنِ ٱعۡمَلۡ سَٰبِغَٰتٖ وَقَدِّرۡ فِي ٱلسَّرۡدِۖ وَٱعۡمَلُواْ صَٰلِحًاۖ إِنِّي بِمَا تَعۡمَلُونَ بَصِيرٞ
11. Zeggende: “Maken jullie perfecte maliënkolders, de ringen van het geklonken werk goed uitgebalanceerd, en verricht goede daden. Waarlijk, Ik ben Alziende van wat jullie doen.”
Arapça tefsirler:
وَلِسُلَيۡمَٰنَ ٱلرِّيحَ غُدُوُّهَا شَهۡرٞ وَرَوَاحُهَا شَهۡرٞۖ وَأَسَلۡنَا لَهُۥ عَيۡنَ ٱلۡقِطۡرِۖ وَمِنَ ٱلۡجِنِّ مَن يَعۡمَلُ بَيۡنَ يَدَيۡهِ بِإِذۡنِ رَبِّهِۦۖ وَمَن يَزِغۡ مِنۡهُمۡ عَنۡ أَمۡرِنَا نُذِقۡهُ مِنۡ عَذَابِ ٱلسَّعِيرِ
12. En aan Soeleiman (hebben Wij) de winden (onderworpen), haar ochtend was een (reis van een) maand en haar middag was een (reis van een) maand. En Wij zorgden voor een bron van brons om voor hem te stromen, en er waren djinn die voor hem (Soeleiman) werkten, met de goedkeuring van zijn Heer. En elke (djinn) die zich van Ons bevel afkeert, zullen Wij (in het hiernamaals) de bestraffing van het laaiende vuur laten proeven.
Arapça tefsirler:
يَعۡمَلُونَ لَهُۥ مَا يَشَآءُ مِن مَّحَٰرِيبَ وَتَمَٰثِيلَ وَجِفَانٖ كَٱلۡجَوَابِ وَقُدُورٖ رَّاسِيَٰتٍۚ ٱعۡمَلُوٓاْ ءَالَ دَاوُۥدَ شُكۡرٗاۚ وَقَلِيلٞ مِّنۡ عِبَادِيَ ٱلشَّكُورُ
13. Zij verrichtten voor hem werken die hij wenste: (toren) hoge gebouwen, beelden (van zilver, glas en marmer), schalen zo groot als vijvers (waaruit wel duizend man konden eten) en onverplaatsbare (kook)potten (als bewijs voor hun krachten). “Werken jullie in dankbaarheid!” Maar weinig van Mijn dienaren waren dankbaar.
Arapça tefsirler:
فَلَمَّا قَضَيۡنَا عَلَيۡهِ ٱلۡمَوۡتَ مَا دَلَّهُمۡ عَلَىٰ مَوۡتِهِۦٓ إِلَّا دَآبَّةُ ٱلۡأَرۡضِ تَأۡكُلُ مِنسَأَتَهُۥۖ فَلَمَّا خَرَّ تَبَيَّنَتِ ٱلۡجِنُّ أَن لَّوۡ كَانُواْ يَعۡلَمُونَ ٱلۡغَيۡبَ مَا لَبِثُواْ فِي ٱلۡعَذَابِ ٱلۡمُهِينِ
14. Nadat Wij voor (Soelaymaan) de dood hadden bepaald, werd (zijn heengaan) voor niemand duidelijk (en dus bleven de djinn hun afmattende taken uitvoeren). Totdat een houtworm aan zijn staf begon te knagen (die zijn levenloos lichaam steunde). Daarom viel hij neer en werd (opeens alles) duidelijk voor de djinn. (Want) als zij (werkelijk) kennis van het ongeziene hadden, dan zouden ze nooit zó lang in die vernederende bestraffing zijn gebleven.
Arapça tefsirler:
لَقَدۡ كَانَ لِسَبَإٖ فِي مَسۡكَنِهِمۡ ءَايَةٞۖ جَنَّتَانِ عَن يَمِينٖ وَشِمَالٖۖ كُلُواْ مِن رِّزۡقِ رَبِّكُمۡ وَٱشۡكُرُواْ لَهُۥۚ بَلۡدَةٞ طَيِّبَةٞ وَرَبٌّ غَفُورٞ
15. Voorwaar, er was voor (voor de inwoners) Saba een teken in hun woonplaats, - twee tuinen aan de rechterhand en aan de linker (en er werd tegen hen gezegd): “Eet van de voorziening van jullie Heer en wees Hem dankbaar, een welvarend land en meest vergevende Heer.”
Arapça tefsirler:
فَأَعۡرَضُواْ فَأَرۡسَلۡنَا عَلَيۡهِمۡ سَيۡلَ ٱلۡعَرِمِ وَبَدَّلۡنَٰهُم بِجَنَّتَيۡهِمۡ جَنَّتَيۡنِ ذَوَاتَيۡ أُكُلٍ خَمۡطٖ وَأَثۡلٖ وَشَيۡءٖ مِّن سِدۡرٖ قَلِيلٖ
16. Maar zij keerden zich ervan af, dus stuurden Wij aan hen een vloed die van de dam werd losgelaten en Wij veranderden hun twee tuinen in tuinen die bitter, slecht fruit voortbrachten en tamarinden en een paar lotusbomen.
Arapça tefsirler:
ذَٰلِكَ جَزَيۡنَٰهُم بِمَا كَفَرُواْۖ وَهَلۡ نُجَٰزِيٓ إِلَّا ٱلۡكَفُورَ
17. Zo zetten Wij het hun betaald omdat zij ondankbare ongelovigen waren. En nooit zetten Wij het op deze manier betaald tenzij zij ondankbaren zijn.
Arapça tefsirler:
وَجَعَلۡنَا بَيۡنَهُمۡ وَبَيۡنَ ٱلۡقُرَى ٱلَّتِي بَٰرَكۡنَا فِيهَا قُرٗى ظَٰهِرَةٗ وَقَدَّرۡنَا فِيهَا ٱلسَّيۡرَۖ سِيرُواْ فِيهَا لَيَالِيَ وَأَيَّامًا ءَامِنِينَ
18. En Wij plaatsen tussen hen en de steden die Wij gezegend hadden, steden die gemakkelijk te zien waren en Wij maakten de stappen (van de reis) tussen hen gemakkelijk (zeggende): “Reis veilig in hen in zowel de nacht als de dag.”
Arapça tefsirler:
فَقَالُواْ رَبَّنَا بَٰعِدۡ بَيۡنَ أَسۡفَارِنَا وَظَلَمُوٓاْ أَنفُسَهُمۡ فَجَعَلۡنَٰهُمۡ أَحَادِيثَ وَمَزَّقۡنَٰهُمۡ كُلَّ مُمَزَّقٍۚ إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَٰتٖ لِّكُلِّ صَبَّارٖ شَكُورٖ
19. Maar zij zeiden: “Onze Heer! Maak de stappen tussen onze reis langer,” en zij deden zichzelf onrecht aan, dus maakten Wij hen tot verhalen en Wij vernietigden hen allen volledig. Waarlijk hierin zijn zeker tekenen voor iedere geduldige, dankbare persoon.
Arapça tefsirler:
وَلَقَدۡ صَدَّقَ عَلَيۡهِمۡ إِبۡلِيسُ ظَنَّهُۥ فَٱتَّبَعُوهُ إِلَّا فَرِيقٗا مِّنَ ٱلۡمُؤۡمِنِينَ
20. Voorzeker, de vermoedens van Iblies (dat hij hen zou misleiden) werden bewaarheid en dus volgden (de ongelovigen) hem allen, behalve een groep gelovigen. En voorzeker, Iblies heeft zijn gedachten over hen waar gemaakt. En allen volgden hem, behalve een groep gelovigen.
Arapça tefsirler:
وَمَا كَانَ لَهُۥ عَلَيۡهِم مِّن سُلۡطَٰنٍ إِلَّا لِنَعۡلَمَ مَن يُؤۡمِنُ بِٱلۡأٓخِرَةِ مِمَّنۡ هُوَ مِنۡهَا فِي شَكّٖۗ وَرَبُّكَ عَلَىٰ كُلِّ شَيۡءٍ حَفِيظٞ
21. En hij (Iblies) had geen gezag noch autoriteit over hen – behalve dat Wij hen zouden kunnen beproeven, wie van hen in het hiernamaals gelooft en wie daarover twijfelt. En jullie Heer is een Alwetende over alles.
Arapça tefsirler:
قُلِ ٱدۡعُواْ ٱلَّذِينَ زَعَمۡتُم مِّن دُونِ ٱللَّهِ لَا يَمۡلِكُونَ مِثۡقَالَ ذَرَّةٖ فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَلَا فِي ٱلۡأَرۡضِ وَمَا لَهُمۡ فِيهِمَا مِن شِرۡكٖ وَمَا لَهُۥ مِنۡهُم مِّن ظَهِيرٖ
22. Zeg: “Roep degene op die jullie naast Allah hebben aangesteld, zij bezitten zelfs niet het gewicht van een atoom. – noch in de hemelen noch op aarde, noch delen zij erin noch is er voor Hem een helper onder hen.
Arapça tefsirler:
وَلَا تَنفَعُ ٱلشَّفَٰعَةُ عِندَهُۥٓ إِلَّا لِمَنۡ أَذِنَ لَهُۥۚ حَتَّىٰٓ إِذَا فُزِّعَ عَن قُلُوبِهِمۡ قَالُواْ مَاذَا قَالَ رَبُّكُمۡۖ قَالُواْ ٱلۡحَقَّۖ وَهُوَ ٱلۡعَلِيُّ ٱلۡكَبِيرُ
23. Bemiddeling met Hem brengt geen voordeel behalve voor hem die Hij toestaat. Tot de angst uit hun harten is verbannen, zij vragen: “Wat is dat wat jullie Heer gezegd heeft?” Zij zeiden: “De waarheid. En Hij is de Allerhoogste, de Allergrootste.”
Arapça tefsirler:
۞ قُلۡ مَن يَرۡزُقُكُم مِّنَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِۖ قُلِ ٱللَّهُۖ وَإِنَّآ أَوۡ إِيَّاكُمۡ لَعَلَىٰ هُدًى أَوۡ فِي ضَلَٰلٖ مُّبِينٖ
24. Zeg: “Wie schenkt jullie voorziening van de hemelen en de aarde?” Zeg: “Allah, en waarlijk wij of jullie zijn juist geleid of in een duidelijke dwaling.”
Arapça tefsirler:
قُل لَّا تُسۡـَٔلُونَ عَمَّآ أَجۡرَمۡنَا وَلَا نُسۡـَٔلُ عَمَّا تَعۡمَلُونَ
25. Zeg: “Jullie zullen niet over onze zonden ondervraagd worden, noch zal ons gevraagd worden wat jullie doen.”
Arapça tefsirler:
قُلۡ يَجۡمَعُ بَيۡنَنَا رَبُّنَا ثُمَّ يَفۡتَحُ بَيۡنَنَا بِٱلۡحَقِّ وَهُوَ ٱلۡفَتَّاحُ ٱلۡعَلِيمُ
26. Zeg: “Onze Heer zal ons allen tezamen verzamelen en Hij zal in waarheid over ons oordelen. En Hij is de Alwetende, Degene die de deuren van goedheid opent (voor zijn dienaar).
Arapça tefsirler:
قُلۡ أَرُونِيَ ٱلَّذِينَ أَلۡحَقۡتُم بِهِۦ شُرَكَآءَۖ كَلَّاۚ بَلۡ هُوَ ٱللَّهُ ٱلۡعَزِيزُ ٱلۡحَكِيمُ
27. Zeg: “Laat mij degenen zien die jullie met Hem verenigd als deelgenoten hebben.” Nee! Maar Hij is Allah, de Almachtige, de Alwijze.”
Arapça tefsirler:
وَمَآ أَرۡسَلۡنَٰكَ إِلَّا كَآفَّةٗ لِّلنَّاسِ بَشِيرٗا وَنَذِيرٗا وَلَٰكِنَّ أَكۡثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعۡلَمُونَ
28. En Wij hebben jou niet gestuurd behalve als brenger van goed nieuws en een waarschuwer voor de mensheid, maar de meeste mensen weten het niet.
Arapça tefsirler:
وَيَقُولُونَ مَتَىٰ هَٰذَا ٱلۡوَعۡدُ إِن كُنتُمۡ صَٰدِقِينَ
29. En zij zeggen: “Wanneer zal deze belofte vervuld worden als jullie waarachtig zijn?”
Arapça tefsirler:
قُل لَّكُم مِّيعَادُ يَوۡمٖ لَّا تَسۡتَـٔۡخِرُونَ عَنۡهُ سَاعَةٗ وَلَا تَسۡتَقۡدِمُونَ
30. Zeg: “De verwijzing voor jullie is voor een Dag die jullie nog geen uur kunnen vertragen nog kunnen bespoedigen.”
Arapça tefsirler:
وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ لَن نُّؤۡمِنَ بِهَٰذَا ٱلۡقُرۡءَانِ وَلَا بِٱلَّذِي بَيۡنَ يَدَيۡهِۗ وَلَوۡ تَرَىٰٓ إِذِ ٱلظَّٰلِمُونَ مَوۡقُوفُونَ عِندَ رَبِّهِمۡ يَرۡجِعُ بَعۡضُهُمۡ إِلَىٰ بَعۡضٍ ٱلۡقَوۡلَ يَقُولُ ٱلَّذِينَ ٱسۡتُضۡعِفُواْ لِلَّذِينَ ٱسۡتَكۡبَرُواْ لَوۡلَآ أَنتُمۡ لَكُنَّا مُؤۡمِنِينَ
31. En degenen die ongelovig zijn zeggen: “Wij geloven niet in deze Koran noch in wat daarvoor was,” maar als jullie konden zien wanneer de onrechtplegers voor hun Heer moeten staan en hoe zij elkaar beschuldigen! Degenen die zwak beoordeeld werden zeggen tegen degenen die arrogant (mensen die status hadden) waren: “Als het niet door jullie was geweest, dan waren wij zeker gelovigen!”
Arapça tefsirler:
قَالَ ٱلَّذِينَ ٱسۡتَكۡبَرُواْ لِلَّذِينَ ٱسۡتُضۡعِفُوٓاْ أَنَحۡنُ صَدَدۡنَٰكُمۡ عَنِ ٱلۡهُدَىٰ بَعۡدَ إِذۡ جَآءَكُمۖ بَلۡ كُنتُم مُّجۡرِمِينَ
32. En degenen die arrogant waren zullen tegen degenen die zwak beoordeeld zijn, zeggen: “Hebben wij jullie van de leiding weerhouden nadat het tot jullie was gekomen? Nee, maar jullie waren ook misdadigers.”
Arapça tefsirler:
وَقَالَ ٱلَّذِينَ ٱسۡتُضۡعِفُواْ لِلَّذِينَ ٱسۡتَكۡبَرُواْ بَلۡ مَكۡرُ ٱلَّيۡلِ وَٱلنَّهَارِ إِذۡ تَأۡمُرُونَنَآ أَن نَّكۡفُرَ بِٱللَّهِ وَنَجۡعَلَ لَهُۥٓ أَندَادٗاۚ وَأَسَرُّواْ ٱلنَّدَامَةَ لَمَّا رَأَوُاْ ٱلۡعَذَابَۚ وَجَعَلۡنَا ٱلۡأَغۡلَٰلَ فِيٓ أَعۡنَاقِ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْۖ هَلۡ يُجۡزَوۡنَ إِلَّا مَا كَانُواْ يَعۡمَلُونَ
33. Degenen die zwak beoordeeld werden zeggen tegen degenen die arrogant waren: “Nee, maar jullie smeden in de nacht en de dag plannen, toen jullie ons bevalen om ongelovig aan Allah te zijn en rivalen tegen Hem op te zetten!” En ieder van hen zal zijn eigen spijt verbergen als zij de bestraffing zien. En Wij zullen ijzeren kettingen rond de nek leggen van degenen die ongelovig waren. Zullen zij voor iets anders vergolden worden dan wat zij gedaan hebben?”
Arapça tefsirler:
وَمَآ أَرۡسَلۡنَا فِي قَرۡيَةٖ مِّن نَّذِيرٍ إِلَّا قَالَ مُتۡرَفُوهَآ إِنَّا بِمَآ أُرۡسِلۡتُم بِهِۦ كَٰفِرُونَ
34. En Hebben Wij niet een waarschuwer naar de stad gestuurd, of degenen die de wereldlijke rijkdom en de luxe onder hen was gegeven zeiden: “Wij geloven niet in de (Boodschap) waarmee jij gestuurd bent.”
Arapça tefsirler:
وَقَالُواْ نَحۡنُ أَكۡثَرُ أَمۡوَٰلٗا وَأَوۡلَٰدٗا وَمَا نَحۡنُ بِمُعَذَّبِينَ
35. En zij zeiden: “Wij hebben meer rijkdom en kinderen en wij zullen niet gestraft worden.”
Arapça tefsirler:
قُلۡ إِنَّ رَبِّي يَبۡسُطُ ٱلرِّزۡقَ لِمَن يَشَآءُ وَيَقۡدِرُ وَلَٰكِنَّ أَكۡثَرَ ٱلنَّاسِ لَا يَعۡلَمُونَ
36. Zeg: “Waarlijk, mijn Heer vergroot en beperkt de voorziening van wie Hij wil, maar de meeste mensen weten het niet.”
Arapça tefsirler:
وَمَآ أَمۡوَٰلُكُمۡ وَلَآ أَوۡلَٰدُكُم بِٱلَّتِي تُقَرِّبُكُمۡ عِندَنَا زُلۡفَىٰٓ إِلَّا مَنۡ ءَامَنَ وَعَمِلَ صَٰلِحٗا فَأُوْلَٰٓئِكَ لَهُمۡ جَزَآءُ ٱلضِّعۡفِ بِمَا عَمِلُواْ وَهُمۡ فِي ٱلۡغُرُفَٰتِ ءَامِنُونَ
37. En het is niet jullie weelde, noch jullie kinderen die jullie nader tot Ons brengen, maar slechts degenen die gelooft en goede daden verricht; voor hen zal er een tweevoudige beloning zijn voor wat zij deden en zij zullen in de hoge plaatsen in vrede en veiligheid verblijven.
Arapça tefsirler:
وَٱلَّذِينَ يَسۡعَوۡنَ فِيٓ ءَايَٰتِنَا مُعَٰجِزِينَ أُوْلَٰٓئِكَ فِي ٱلۡعَذَابِ مُحۡضَرُونَ
38. En degenen die tegen Onze tekenen werken om hen te dwarsbomen zullen naar de bestraffing gebracht worden.
Arapça tefsirler:
قُلۡ إِنَّ رَبِّي يَبۡسُطُ ٱلرِّزۡقَ لِمَن يَشَآءُ مِنۡ عِبَادِهِۦ وَيَقۡدِرُ لَهُۥۚ وَمَآ أَنفَقۡتُم مِّن شَيۡءٖ فَهُوَ يُخۡلِفُهُۥۖ وَهُوَ خَيۡرُ ٱلرَّٰزِقِينَ
39. Zeg: “Waarlijk, mijn Heer vergroot de voorziening van wie Hij wil van Zijn dienaren, en beperkt (het ook) voor hen en alles wat jullie van iets uitgeven, zal Hij vergoeden. En Hij is de beste van de voorzieners.”
Arapça tefsirler:
وَيَوۡمَ يَحۡشُرُهُمۡ جَمِيعٗا ثُمَّ يَقُولُ لِلۡمَلَٰٓئِكَةِ أَهَٰٓؤُلَآءِ إِيَّاكُمۡ كَانُواْ يَعۡبُدُونَ
40. En (gedenk) de dag waarop Hij alle (polytheïsten) zal verzamelen en de engelen zal vragen: “Waren zij degenen die (het waagden om) jullie te aanbidden?”
Arapça tefsirler:
قَالُواْ سُبۡحَٰنَكَ أَنتَ وَلِيُّنَا مِن دُونِهِمۖ بَلۡ كَانُواْ يَعۡبُدُونَ ٱلۡجِنَّۖ أَكۡثَرُهُم بِهِم مُّؤۡمِنُونَ
41. Zij zullen zeggen: “Verheven bent U! U bent onze beschermer in plaats van hun. Zeker niet! Zij aanbaden de (duivelse) djinn (gewillig) en geloofden (hetgeen de duivels hen voorlogen).”
Arapça tefsirler:
فَٱلۡيَوۡمَ لَا يَمۡلِكُ بَعۡضُكُمۡ لِبَعۡضٖ نَّفۡعٗا وَلَا ضَرّٗا وَنَقُولُ لِلَّذِينَ ظَلَمُواْ ذُوقُواْ عَذَابَ ٱلنَّارِ ٱلَّتِي كُنتُم بِهَا تُكَذِّبُونَ
42. Dus vandaag kan geen van jullie een ander baten of schaden. En Wij zullen tegen degenen die onrecht pleegden zeggen: “Proef de bestraffing van het vuur dat jullie plachten te verloochenen.”
Arapça tefsirler:
وَإِذَا تُتۡلَىٰ عَلَيۡهِمۡ ءَايَٰتُنَا بَيِّنَٰتٖ قَالُواْ مَا هَٰذَآ إِلَّا رَجُلٞ يُرِيدُ أَن يَصُدَّكُمۡ عَمَّا كَانَ يَعۡبُدُ ءَابَآؤُكُمۡ وَقَالُواْ مَا هَٰذَآ إِلَّآ إِفۡكٞ مُّفۡتَرٗىۚ وَقَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ لِلۡحَقِّ لَمَّا جَآءَهُمۡ إِنۡ هَٰذَآ إِلَّا سِحۡرٞ مُّبِينٞ
43. En als Onze duidelijke verzen voor hen gereciteerd worden, zeggen zij: “Dit is niets anders dan een man die jullie van datgene wat jullie vaderen aanbaden wil weerhouden.” En zij zeggen: “Dit is niets anders dan een verzonnen leugen.” En degenen die ongelovig zijn, zeggen van de waarheid als die tot hen komt: “Dit is niets anders dan duidelijke toverkunst!”
Arapça tefsirler:
وَمَآ ءَاتَيۡنَٰهُم مِّن كُتُبٖ يَدۡرُسُونَهَاۖ وَمَآ أَرۡسَلۡنَآ إِلَيۡهِمۡ قَبۡلَكَ مِن نَّذِيرٖ
44. En Wij hebben hen (hiervoor) niet het Boek gegeven dat zij konden bestuderen noch een waarschuwer voor jou gestuurd.
Arapça tefsirler:
وَكَذَّبَ ٱلَّذِينَ مِن قَبۡلِهِمۡ وَمَا بَلَغُواْ مِعۡشَارَ مَآ ءَاتَيۡنَٰهُمۡ فَكَذَّبُواْ رُسُلِيۖ فَكَيۡفَ كَانَ نَكِيرِ
45. En degenen voor hen verloochenden; zij hebben nog geen tiende ontvangen van wat Wij aan hen hebben geschonken, toch verloochenen zij Mijn boodschappers, hoe vreselijk is dan Mijn afkeuring!
Arapça tefsirler:
۞ قُلۡ إِنَّمَآ أَعِظُكُم بِوَٰحِدَةٍۖ أَن تَقُومُواْ لِلَّهِ مَثۡنَىٰ وَفُرَٰدَىٰ ثُمَّ تَتَفَكَّرُواْۚ مَا بِصَاحِبِكُم مِّن جِنَّةٍۚ إِنۡ هُوَ إِلَّا نَذِيرٞ لَّكُم بَيۡنَ يَدَيۡ عَذَابٖ شَدِيدٖ
46. Zeg (o, Mohammed): “Ik vermaan jullie met slechts een zaak, dat jullie voor Allah opstaan (het staan van het hart want dan pas staat ook het lichaam, dat door middel van kennis opdoen en dat omzetten in daden en in aanbidding); dat jullie voor Allah in paren en alleen opstaan en nadenken; er is geen krankzinnigheid in jullie metgezel; hij is slechts een waarschuwer voor jullie voor een zware bestraffing.”
Arapça tefsirler:
قُلۡ مَا سَأَلۡتُكُم مِّنۡ أَجۡرٖ فَهُوَ لَكُمۡۖ إِنۡ أَجۡرِيَ إِلَّا عَلَى ٱللَّهِۖ وَهُوَ عَلَىٰ كُلِّ شَيۡءٖ شَهِيدٞ
47. Zeg: “Welke beloning ik van jullie gevraagd heb is voor jullie. Mijn beloning is slechts bij Allah, en Hij is van alle zaken een getuige.”
Arapça tefsirler:
قُلۡ إِنَّ رَبِّي يَقۡذِفُ بِٱلۡحَقِّ عَلَّٰمُ ٱلۡغُيُوبِ
48. Zeg: “Waarlijk! Mijn Heer werpt de waarheid (aan zijn profeet), de Alwetende van het onwaarneembare."
Arapça tefsirler:
قُلۡ جَآءَ ٱلۡحَقُّ وَمَا يُبۡدِئُ ٱلۡبَٰطِلُ وَمَا يُعِيدُ
49. Zeg: “De waarheid is gekomen en de leugen kan nooit iets beginnen noch het doen herrijzen.”
Arapça tefsirler:
قُلۡ إِن ضَلَلۡتُ فَإِنَّمَآ أَضِلُّ عَلَىٰ نَفۡسِيۖ وَإِنِ ٱهۡتَدَيۡتُ فَبِمَا يُوحِيٓ إِلَيَّ رَبِّيٓۚ إِنَّهُۥ سَمِيعٞ قَرِيبٞ
50. Zeg: “Als (zelfs) ik dwaal, zal ik slechts voor mijn eigen verlies dwalen. Maar als ik geleid blijf, dan is dat vanwege de openbaring (kennis) van mijn Heer. Waarlijk, Hij is de Alhorende, altijd in de nabijheid.”
Arapça tefsirler:
وَلَوۡ تَرَىٰٓ إِذۡ فَزِعُواْ فَلَا فَوۡتَ وَأُخِذُواْ مِن مَّكَانٖ قَرِيبٖ
51. En als je maar kon zien, wanneer zij geschokt zijn zonder ontsnapping (voor hen). En zij zullen van een nabije plaats gegrepen worden.
Arapça tefsirler:
وَقَالُوٓاْ ءَامَنَّا بِهِۦ وَأَنَّىٰ لَهُمُ ٱلتَّنَاوُشُ مِن مَّكَانِۭ بَعِيدٖ
52. En zij zullen zeggen (als zij de bestraffing zien): “Wij geloven (nu)”, maar hoe kunnen zij terugkeren van een plaats die zo ver is?
Arapça tefsirler:
وَقَدۡ كَفَرُواْ بِهِۦ مِن قَبۡلُۖ وَيَقۡذِفُونَ بِٱلۡغَيۡبِ مِن مَّكَانِۭ بَعِيدٖ
53. Voorwaar, zij waren hiervoor ongelovig, en zij gisten over het onwaarneembare van een verre plaats.
Arapça tefsirler:
وَحِيلَ بَيۡنَهُمۡ وَبَيۡنَ مَا يَشۡتَهُونَ كَمَا فُعِلَ بِأَشۡيَاعِهِم مِّن قَبۡلُۚ إِنَّهُمۡ كَانُواْ فِي شَكّٖ مُّرِيبِۭ
54. En er zal een barrière geplaatst worden tussen hen en hun verlangens, zoals het in het verleden gedaan is met de allerlei soorten mensen. Waarlijk, zij verkeerden in grote twijfel.
Arapça tefsirler:
 
Anlam tercümesi Sure: Sûratu's-Sebe
Surelerin fihristi Sayfa numarası
 
Kur'an-ı Kerim meal tercümesi - الترجمة الهولندية - Mealler fihristi

ترجمة معاني القرآن الكريم إلى اللغة الهولندية، للمركز الإسلامي الهولندي. جار العمل عليها.

Kapat