مەنالار تەرجىمىسى سۈرە سۈرە ساپپات - الترجمة الهولندية - قۇرئان كەرىم ئىنىسكىلوپىدىيىسى

Soerat As-Saaffaat (Zij die in de Rangen behoren)

ئايەت: 1

وَٱلصَّٰٓفَّٰتِ صَفّٗا

1. Bij hen (de engelen) die in rijen geordend zijn.

ئايەت: 2

فَٱلزَّٰجِرَٰتِ زَجۡرٗا

2. Bij hen (engelen) die de wolken voortdrijven.

ئايەت: 3

فَٱلتَّٰلِيَٰتِ ذِكۡرًا

3. Bij hen (engelen) die de vermaning voordragen.

ئايەت: 4

إِنَّ إِلَٰهَكُمۡ لَوَٰحِدٞ

4. Waarlijk jullie god is zeker Eén.

ئايەت: 5

رَّبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِ وَمَا بَيۡنَهُمَا وَرَبُّ ٱلۡمَشَٰرِقِ

5. Heer van de hemelen en de aarde en alles wat daar tussen is, en Heer van het oosten.

ئايەت: 6

إِنَّا زَيَّنَّا ٱلسَّمَآءَ ٱلدُّنۡيَا بِزِينَةٍ ٱلۡكَوَاكِبِ

6. Waarlijk! Wij hebben de nabije hemel met sterren versierd.

ئايەت: 7

وَحِفۡظٗا مِّن كُلِّ شَيۡطَٰنٖ مَّارِدٖ

7. En voor bescherming tegen iedere opstandige duivel.

ئايەت: 8

لَّا يَسَّمَّعُونَ إِلَى ٱلۡمَلَإِ ٱلۡأَعۡلَىٰ وَيُقۡذَفُونَ مِن كُلِّ جَانِبٖ

8. Zij kunnen niet luisteren naar de hogere groep (van engelen) want zij worden van alle kanten bekogeld.

ئايەت: 9

دُحُورٗاۖ وَلَهُمۡ عَذَابٞ وَاصِبٌ

9. Verworpenen en voor hen is een voortdurende bestraffing.

ئايەت: 10

إِلَّا مَنۡ خَطِفَ ٱلۡخَطۡفَةَ فَأَتۡبَعَهُۥ شِهَابٞ ثَاقِبٞ

10. Behalve degenen die een deel (van het gesprek tussen de engelen) probeert te stelen waarna zij vervolgd worden door een doordringende laaiend vuur.

ئايەت: 11

فَٱسۡتَفۡتِهِمۡ أَهُمۡ أَشَدُّ خَلۡقًا أَم مَّنۡ خَلَقۡنَآۚ إِنَّا خَلَقۡنَٰهُم مِّن طِينٖ لَّازِبِۭ

11. Vraag hen dan (o, Mohammed): “Zijn zij moeilijker om te scheppen of zijn de andere (de hemelen en de aarde) moeilijker die wij hebben geschapen?” Waarlijk, Wij hebben hen uit plakkerig klei geschapen.

ئايەت: 12

بَلۡ عَجِبۡتَ وَيَسۡخَرُونَ

12. Welnee, jij (o, Mohammed) verwondert je als zij spotten.

ئايەت: 13

وَإِذَا ذُكِّرُواْ لَا يَذۡكُرُونَ

13. En als zij herinnerd worden besteden zij daar geen aandacht aan.

ئايەت: 14

وَإِذَا رَأَوۡاْ ءَايَةٗ يَسۡتَسۡخِرُونَ

14. En als zij een teken van Allah zien, dan bespotten zij het.

ئايەت: 15

وَقَالُوٓاْ إِنۡ هَٰذَآ إِلَّا سِحۡرٞ مُّبِينٌ

15. En zij zeggen: “Dit is niets anders dan duidelijke toverkunst!

ئايەت: 16

أَءِذَا مِتۡنَا وَكُنَّا تُرَابٗا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَبۡعُوثُونَ

16. Zullen we als wij dood zijn en tot stof en beenderen vergaan zijn, zullen wij (dan) werkelijk herrijzen?

ئايەت: 17

أَوَءَابَآؤُنَا ٱلۡأَوَّلُونَ

17. En ook onze oude voorvaderen?”

ئايەت: 18

قُلۡ نَعَمۡ وَأَنتُمۡ دَٰخِرُونَ

18. Zeg: “Ja, en jullie zullen dan vernederd worden.”

ئايەت: 19

فَإِنَّمَا هِيَ زَجۡرَةٞ وَٰحِدَةٞ فَإِذَا هُمۡ يَنظُرُونَ

19. Het zal een enkele roep worden en zie, zij zullen staren (uit angst).

ئايەت: 20

وَقَالُواْ يَٰوَيۡلَنَا هَٰذَا يَوۡمُ ٱلدِّينِ

20. Zij zullen zeggen: “Wee ons! Dit is de Dag der Opstanding!”

ئايەت: 21

هَٰذَا يَوۡمُ ٱلۡفَصۡلِ ٱلَّذِي كُنتُم بِهِۦ تُكَذِّبُونَ

21. “Dit is de Dag des Oordeels die jullie ontkenden.”

ئايەت: 22

۞ ٱحۡشُرُواْ ٱلَّذِينَ ظَلَمُواْ وَأَزۡوَٰجَهُمۡ وَمَا كَانُواْ يَعۡبُدُونَ

22. (Er zal tegen de engelen gezegd worden): “Verzamel degenen die onrecht pleegden met hun soortgenoten en dat wat zij plachten te aanbidden.

ئايەت: 23

مِن دُونِ ٱللَّهِ فَٱهۡدُوهُمۡ إِلَىٰ صِرَٰطِ ٱلۡجَحِيمِ

23. Naast Allah, en leid hen naar de weg van het laaiende vuur.

ئايەت: 24

وَقِفُوهُمۡۖ إِنَّهُم مَّسۡـُٔولُونَ

24. Maar houd hen tegen, waarlijk, zij zullen ondervraagd worden."

ئايەت: 25

مَا لَكُمۡ لَا تَنَاصَرُونَ

25. “Wat scheelt jullie? Waarom helpen jullie elkaar niet?”

ئايەت: 26

بَلۡ هُمُ ٱلۡيَوۡمَ مُسۡتَسۡلِمُونَ

26. Welnee, maar op die Dag zullen zij zich overgeven.

ئايەت: 27

وَأَقۡبَلَ بَعۡضُهُمۡ عَلَىٰ بَعۡضٖ يَتَسَآءَلُونَ

27. En zij zullen zich tot elkaar keren en elkaar ondervragen.

ئايەت: 28

قَالُوٓاْ إِنَّكُمۡ كُنتُمۡ تَأۡتُونَنَا عَنِ ٱلۡيَمِينِ

28. Zij zullen zeggen: “Waarlijk, jullie benaderden ons van de rechterkant” (jullie hielden ons af van de waarheid).

ئايەت: 29

قَالُواْ بَل لَّمۡ تَكُونُواْ مُؤۡمِنِينَ

29. Zij zullen antwoorden: “Nee, jullie zelf waren geen gelovigen.

ئايەت: 30

وَمَا كَانَ لَنَا عَلَيۡكُم مِّن سُلۡطَٰنِۭۖ بَلۡ كُنتُمۡ قَوۡمٗا طَٰغِينَ

30. En wij hadden geen gezag over jullie. Nee! Maar jullie waren mensen die overtraden.

ئايەت: 31

فَحَقَّ عَلَيۡنَا قَوۡلُ رَبِّنَآۖ إِنَّا لَذَآئِقُونَ

31. Nu heeft het woord van onze Heer zich dus tegen ons gerechtvaardigd, voorwaar wij zullen het zeker proeven.

ئايەت: 32

فَأَغۡوَيۡنَٰكُمۡ إِنَّا كُنَّا غَٰوِينَ

32. Wij lieten jullie dus dwalen omdat wij zelf dwaalden.”

ئايەت: 33

فَإِنَّهُمۡ يَوۡمَئِذٖ فِي ٱلۡعَذَابِ مُشۡتَرِكُونَ

33. Dan waarlijk, op die Dag zullen zij (allen) in de bestraffing delen.

ئايەت: 34

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَفۡعَلُ بِٱلۡمُجۡرِمِينَ

34. Zeker, zo behandelen Wij de misdadigers.

ئايەت: 35

إِنَّهُمۡ كَانُوٓاْ إِذَا قِيلَ لَهُمۡ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا ٱللَّهُ يَسۡتَكۡبِرُونَ

35. Waarlijk, als er tegen hen gezegd wordt: “Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Allah, blazen zij zichzelf van trots op."

ئايەت: 36

وَيَقُولُونَ أَئِنَّا لَتَارِكُوٓاْ ءَالِهَتِنَا لِشَاعِرٖ مَّجۡنُونِۭ

36. En (zij) zeggen: “Gaan wij onze goden uitbannen vanwege een krankzinnige dichter?”

ئايەت: 37

بَلۡ جَآءَ بِٱلۡحَقِّ وَصَدَّقَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

37. Welnee! Hij is met de waarheid gekomen en hij bevestigt de (eerdere) boodschappers.

ئايەت: 38

إِنَّكُمۡ لَذَآئِقُواْ ٱلۡعَذَابِ ٱلۡأَلِيمِ

38. Waarlijk, jullie zullen een pijnlijke bestraffing gaan proeven; -

ئايەت: 39

وَمَا تُجۡزَوۡنَ إِلَّا مَا كُنتُمۡ تَعۡمَلُونَ

39. En jullie zal niets vergoed worden behalve voor datgene wat jullie plachten te doen.

ئايەت: 40

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلۡمُخۡلَصِينَ

40. Behalve de zuivere dienaren van Allah.

ئايەت: 41

أُوْلَٰٓئِكَ لَهُمۡ رِزۡقٞ مَّعۡلُومٞ

41. Voor hen zal er een bekende voorziening zijn.

ئايەت: 42

فَوَٰكِهُ وَهُم مُّكۡرَمُونَ

42.(voor hen is er) Fruit, en zij zullen geëerd worden,

ئايەت: 43

فِي جَنَّٰتِ ٱلنَّعِيمِ

43. In de Tuinen der Vreugde,

ئايەت: 44

عَلَىٰ سُرُرٖ مُّتَقَٰبِلِينَ

44. Elkaar aankijkend op ligstoelen.

ئايەت: 45

يُطَافُ عَلَيۡهِم بِكَأۡسٖ مِّن مَّعِينِۭ

45. Zij zullen een beker zuivere wijn aan elkaar doorgeven.

ئايەت: 46

بَيۡضَآءَ لَذَّةٖ لِّلشَّٰرِبِينَ

46. Wit (van kleur) verrukkelijk voor de drinkers.

ئايەت: 47

لَا فِيهَا غَوۡلٞ وَلَا هُمۡ عَنۡهَا يُنزَفُونَ

47. Noch hebben zij daar pijn van, noch zullen zij lijden aan de dronkenschap daarvan.

ئايەت: 48

وَعِندَهُمۡ قَٰصِرَٰتُ ٱلطَّرۡفِ عِينٞ

48. En bij hen zullen kuise vrouwen zijn, hun blikken weerhoudend met grote en prachtige ogen.

ئايەت: 49

كَأَنَّهُنَّ بَيۡضٞ مَّكۡنُونٞ

49. Alsof zij (onberispelijke) eieren zijn die (uiterst goed) werden beschut.

ئايەت: 50

فَأَقۡبَلَ بَعۡضُهُمۡ عَلَىٰ بَعۡضٖ يَتَسَآءَلُونَ

50. Dan keren zij zich tot elkaar, elkaar vragend.

ئايەت: 51

قَالَ قَآئِلٞ مِّنۡهُمۡ إِنِّي كَانَ لِي قَرِينٞ

51. Een spreker van hen zal zeggen: “Waarlijk, ik had een metgezel (in het wereldse leven),

ئايەت: 52

يَقُولُ أَءِنَّكَ لَمِنَ ٱلۡمُصَدِّقِينَ

52. Die zei: '"Behoren jullie tot degenen die geloven.

ئايەت: 53

أَءِذَا مِتۡنَا وَكُنَّا تُرَابٗا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَدِينُونَ

53. Als wij dan sterven en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan echt (herrijzen) om de beloning of de bestraffing te ontvangen?”

ئايەت: 54

قَالَ هَلۡ أَنتُم مُّطَّلِعُونَ

54. (De paradijsbewoner) zei: “Kunnen jullie een kijk nemen (op de Helbewoners)?”

ئايەت: 55

فَٱطَّلَعَ فَرَءَاهُ فِي سَوَآءِ ٱلۡجَحِيمِ

55. Dus keek hij (de paradijsbewoner) naar beneden en zag hem (zijn metgezel vroeger) te midden van het vuur.

ئايەت: 56

قَالَ تَٱللَّهِ إِن كِدتَّ لَتُرۡدِينِ

56. Hij zei: “Bij Allah! Jij hebt mij bijna vernietigd.

ئايەت: 57

وَلَوۡلَا نِعۡمَةُ رَبِّي لَكُنتُ مِنَ ٱلۡمُحۡضَرِينَ

57. Als het niet door de genade van mijn Heer kwam (kennis had op gedaan en daar naar gehandeld had), zou ik zeker onder degenen verkeren die naar (de hel) gebracht werden.”

ئايەت: 58

أَفَمَا نَحۡنُ بِمَيِّتِينَ

58. Sterven wij dan ^[1]?

[1]Niet meer, uit blijdschap bevestigd hij dat en vreugde die nooit zal ophouden.

ئايەت: 59

إِلَّا مَوۡتَتَنَا ٱلۡأُولَىٰ وَمَا نَحۡنُ بِمُعَذَّبِينَ

59. Behalve onze eerste dood en zullen wij niet gestraft worden.

ئايەت: 60

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلۡفَوۡزُ ٱلۡعَظِيمُ

60. Waarlijk, dit is een geweldig succes!

ئايەت: 61

لِمِثۡلِ هَٰذَا فَلۡيَعۡمَلِ ٱلۡعَٰمِلُونَ

61. Hiervoor werken degenen die succes willen."

ئايەت: 62

أَذَٰلِكَ خَيۡرٞ نُّزُلًا أَمۡ شَجَرَةُ ٱلزَّقُّومِ

62. Is dat een beter vermaak of de Zaqqoemboom (die groeit in de Hel)?

ئايەت: 63

إِنَّا جَعَلۡنَٰهَا فِتۡنَةٗ لِّلظَّٰلِمِينَ

63. Waarlijk, Wij hebben het als een beproeving voor de onrechtvaardigen gemaakt.

ئايەت: 64

إِنَّهَا شَجَرَةٞ تَخۡرُجُ فِيٓ أَصۡلِ ٱلۡجَحِيمِ

64. Waarlijk, het is een boom die wortelt in de bodem van het hellevuur.

ئايەت: 65

طَلۡعُهَا كَأَنَّهُۥ رُءُوسُ ٱلشَّيَٰطِينِ

65. De uitgroeisels ervan (gelijkend op die van palmbomen) zijn zoals (lelijke) duivelskoppen.

ئايەت: 66

فَإِنَّهُمۡ لَأٓكِلُونَ مِنۡهَا فَمَالِـُٔونَ مِنۡهَا ٱلۡبُطُونَ

66. Waarlijk, zij zullen daarvan eten en hun buiken ermee vullen.

ئايەت: 67

ثُمَّ إِنَّ لَهُمۡ عَلَيۡهَا لَشَوۡبٗا مِّنۡ حَمِيمٖ

67. Bovendien zullen zij kokend water te drinken krijgen, zodat het een mengsel wordt.

ئايەت: 68

ثُمَّ إِنَّ مَرۡجِعَهُمۡ لَإِلَى ٱلۡجَحِيمِ

68. Dan daarna, waarlijk zullen zij naar het laaiende vuur van de hel terugkeren.

ئايەت: 69

إِنَّهُمۡ أَلۡفَوۡاْ ءَابَآءَهُمۡ ضَآلِّينَ

69. Waarlijk, zij vonden hun vaders op het verkeerde pad;

ئايەت: 70

فَهُمۡ عَلَىٰٓ ءَاثَٰرِهِمۡ يُهۡرَعُونَ

70. Dus haasten zij zich (ook) in hun voetstappen!

ئايەت: 71

وَلَقَدۡ ضَلَّ قَبۡلَهُمۡ أَكۡثَرُ ٱلۡأَوَّلِينَ

71. En voorwaar, de meesten van de ouderen dwaalden voor hen.

ئايەت: 72

وَلَقَدۡ أَرۡسَلۡنَا فِيهِم مُّنذِرِينَ

72. En voorwaar, Wij stuurden onder hen waarschuwers.

ئايەت: 73

فَٱنظُرۡ كَيۡفَ كَانَ عَٰقِبَةُ ٱلۡمُنذَرِينَ

73. Zie dus wat het einde was van degenen die gewaarschuwd werden.

ئايەت: 74

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلۡمُخۡلَصِينَ

74. Behalve de zuivere dienaren van Allah.

ئايەت: 75

وَلَقَدۡ نَادَىٰنَا نُوحٞ فَلَنِعۡمَ ٱلۡمُجِيبُونَ

75. En voorwaar, Noah riep Ons aan en Wij zijn de Beste van degenen die (het verzoek) beantwoordden.

ئايەت: 76

وَنَجَّيۡنَٰهُ وَأَهۡلَهُۥ مِنَ ٱلۡكَرۡبِ ٱلۡعَظِيمِ

76. En Wij redden hem en zijn familie van de grote ramp,

ئايەت: 77

وَجَعَلۡنَا ذُرِّيَّتَهُۥ هُمُ ٱلۡبَاقِينَ

77. En zijn nageslacht maakten Wij tot overlevenden.

ئايەت: 78

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِ فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

78. En lieten voor hen (een goede herinnering) achter onder de komende generaties van latere tijd;

ئايەت: 79

سَلَٰمٌ عَلَىٰ نُوحٖ فِي ٱلۡعَٰلَمِينَ

79. Vrede zij met jou Noah onder de werelden”.

ئايەت: 80

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

80. Waarlijk, dus belonen Wij de weldoeners.

ئايەت: 81

إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

81. Waarlijk, hij is één van Onze gelovende dienaren.

ئايەت: 82

ثُمَّ أَغۡرَقۡنَا ٱلۡأٓخَرِينَ

82. Toen verdronken Wij de anderen.

ئايەت: 83

۞ وَإِنَّ مِن شِيعَتِهِۦ لَإِبۡرَٰهِيمَ

83. En waarlijk, onder degenen die zijn weg volgden was Ibraahiem.

ئايەت: 84

إِذۡ جَآءَ رَبَّهُۥ بِقَلۡبٖ سَلِيمٍ

84. Toen hij met een zuiver hart tot zijn Heer kwam.

ئايەت: 85

إِذۡ قَالَ لِأَبِيهِ وَقَوۡمِهِۦ مَاذَا تَعۡبُدُونَ

85. Toen hij tegen zijn vader en zijn volk zei: “Wat is dat wat jullie aanbidden?”

ئايەت: 86

أَئِفۡكًا ءَالِهَةٗ دُونَ ٱللَّهِ تُرِيدُونَ

86. Is het een leugen – andere goden dan Allah – die jullie zoeken?

ئايەت: 87

فَمَا ظَنُّكُم بِرَبِّ ٱلۡعَٰلَمِينَ

87. Wat denken jullie dan over de Heer van de werelden?”

ئايەت: 88

فَنَظَرَ نَظۡرَةٗ فِي ٱلنُّجُومِ

88. Toen wierp hij de blik op de sterren.

ئايەت: 89

فَقَالَ إِنِّي سَقِيمٞ

89. En hij zei: “Waarlijk, ik ben ziek.”

ئايەت: 90

فَتَوَلَّوۡاْ عَنۡهُ مُدۡبِرِينَ

90. Dus keerden zij zich van hem af, en verlieten (hem).

ئايەت: 91

فَرَاغَ إِلَىٰٓ ءَالِهَتِهِمۡ فَقَالَ أَلَا تَأۡكُلُونَ

91. Toen wendde hij zich tot hun valse goden en zei: “Eten jullie niet?

ئايەت: 92

مَا لَكُمۡ لَا تَنطِقُونَ

92. Wat scheelt jullie dat jullie niet spreken?”

ئايەت: 93

فَرَاغَ عَلَيۡهِمۡ ضَرۡبَۢا بِٱلۡيَمِينِ

93. Toen keerde hij zich tot hen en sloeg (hen) met (zijn) rechterhand.

ئايەت: 94

فَأَقۡبَلُوٓاْ إِلَيۡهِ يَزِفُّونَ

94. Toen kwamen zij (de afgodenaanbidders) naar hem toe haastten.

ئايەت: 95

قَالَ أَتَعۡبُدُونَ مَا تَنۡحِتُونَ

95. Hij zei: “Aanbidden jullie dat wat jullie (zelf) hebben uitgesneden?

ئايەت: 96

وَٱللَّهُ خَلَقَكُمۡ وَمَا تَعۡمَلُونَ

96. Terwijl Allah jullie en wat jullie doen, heeft geschapen!”

ئايەت: 97

قَالُواْ ٱبۡنُواْ لَهُۥ بُنۡيَٰنٗا فَأَلۡقُوهُ فِي ٱلۡجَحِيمِ

97. Zij zeiden: “Maak een brandstapel voor hen en gooi hem in het laaiende vuur!”

ئايەت: 98

فَأَرَادُواْ بِهِۦ كَيۡدٗا فَجَعَلۡنَٰهُمُ ٱلۡأَسۡفَلِينَ

98. Zo smeedden zij een plan tegen hem, maar Wij maakten hen tot de laagsten.

ئايەت: 99

وَقَالَ إِنِّي ذَاهِبٌ إِلَىٰ رَبِّي سَيَهۡدِينِ

99. En hij(Ibraahiem)zei: “Waarlijk, ik ga naar mijn Heer. Hij zal mij leiden!

ئايەت: 100

رَبِّ هَبۡ لِي مِنَ ٱلصَّٰلِحِينَ

100. Mijn Heer! Geef mij (nageslacht) van de rechtvaardigen.”

ئايەت: 101

فَبَشَّرۡنَٰهُ بِغُلَٰمٍ حَلِيمٖ

101. Dus gaven Wij hem het goede nieuws van een verdraagzame jongen (Ismaiel).

ئايەت: 102

فَلَمَّا بَلَغَ مَعَهُ ٱلسَّعۡيَ قَالَ يَٰبُنَيَّ إِنِّيٓ أَرَىٰ فِي ٱلۡمَنَامِ أَنِّيٓ أَذۡبَحُكَ فَٱنظُرۡ مَاذَا تَرَىٰۚ قَالَ يَٰٓأَبَتِ ٱفۡعَلۡ مَا تُؤۡمَرُۖ سَتَجِدُنِيٓ إِن شَآءَ ٱللَّهُ مِنَ ٱلصَّٰبِرِينَ

102. En toen hij oud genoeg was om samen met hem eropuit te trekken (de kost te winnen), zei hij: “O, mijn zoon! Ik heb een droom gezien dat ik jou slacht wat denk jij daarvan!” Hij zei: “O mijn vader! Doe wat jou bevolen is als Allah het wil, zul jij mij onder de geduldigen vinden.”

ئايەت: 103

فَلَمَّآ أَسۡلَمَا وَتَلَّهُۥ لِلۡجَبِينِ

103. Toen, terwijl zij zich allebei onderworpen hadden en hij had hem knielend op zijn voorhoofd neergelegd;

ئايەت: 104

وَنَٰدَيۡنَٰهُ أَن يَٰٓإِبۡرَٰهِيمُ

104. En Wij riepen naar hem: “O Ibraahiem!

ئايەت: 105

قَدۡ صَدَّقۡتَ ٱلرُّءۡيَآۚ إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

105. Jij hebt de droom vervuld!” Waarlijk! Zo belonen Wij de weldoeners.

ئايەت: 106

إِنَّ هَٰذَا لَهُوَ ٱلۡبَلَٰٓؤُاْ ٱلۡمُبِينُ

106. Waarlijk, dat was zeker een duidelijke beproeving –

ئايەت: 107

وَفَدَيۡنَٰهُ بِذِبۡحٍ عَظِيمٖ

107. En Wij hebben hem vrijgekocht met een groot offer.

ئايەت: 108

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِ فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

108. En Wij lieten aan hem (een goede herinnering) onder de generaties in latere tijden.

ئايەت: 109

سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِبۡرَٰهِيمَ

109. Vrede zij met Ibraahiem!”

ئايەت: 110

كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

110. Zo belonen Wij zeker de weldoeners.

ئايەت: 111

إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

111. Waarlijk hij was één van Onze gelovende dienaren.

ئايەت: 112

وَبَشَّرۡنَٰهُ بِإِسۡحَٰقَ نَبِيّٗا مِّنَ ٱلصَّٰلِحِينَ

112. En Wij gaven hem het goede nieuws van Isaac – een profeet van de rechtvaardigen.

ئايەت: 113

وَبَٰرَكۡنَا عَلَيۡهِ وَعَلَىٰٓ إِسۡحَٰقَۚ وَمِن ذُرِّيَّتِهِمَا مُحۡسِنٞ وَظَالِمٞ لِّنَفۡسِهِۦ مُبِينٞ

113. Wij zegenden hem en Isaac en van hun nageslacht zijn er die goed doen en sommigen doen hen zelf duidelijk onrecht aan.

ئايەت: 114

وَلَقَدۡ مَنَنَّا عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ

114. En voorwaar Wij gaven Onze gunsten aan Moesa en Haaron.

ئايەت: 115

وَنَجَّيۡنَٰهُمَا وَقَوۡمَهُمَا مِنَ ٱلۡكَرۡبِ ٱلۡعَظِيمِ

115. En Wij redden hen en hun volk van de grote ellende.

ئايەت: 116

وَنَصَرۡنَٰهُمۡ فَكَانُواْ هُمُ ٱلۡغَٰلِبِينَ

116. En hielpen hen, zodat zij de overwinnaars werden;

ئايەت: 117

وَءَاتَيۡنَٰهُمَا ٱلۡكِتَٰبَ ٱلۡمُسۡتَبِينَ

117. En Wij gaven hen een duidelijk Boek;

ئايەت: 118

وَهَدَيۡنَٰهُمَا ٱلصِّرَٰطَ ٱلۡمُسۡتَقِيمَ

118. En leidden hen op het rechte pad;

ئايەت: 119

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِمَا فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

119. En Wij lieten aan hem (een goede herinnering) onder de generaties in latere tijden.

ئايەت: 120

سَلَٰمٌ عَلَىٰ مُوسَىٰ وَهَٰرُونَ

120. Vrede zij met Moesa en Haaroen!”

ئايەت: 121

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

121. Zo belonen Wij zeker de weldoeners.

ئايەت: 122

إِنَّهُمَا مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

122. Waarlijk! Zij waren twee van Onze gelovende dienaren.

ئايەت: 123

وَإِنَّ إِلۡيَاسَ لَمِنَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

123. En waarlijk, Ilyaas was één van de boodschappers.

ئايەت: 124

إِذۡ قَالَ لِقَوۡمِهِۦٓ أَلَا تَتَّقُونَ

124. Toen hij tegen zijn volk zei: “Vrezen jullie Allah niet?”

ئايەت: 125

أَتَدۡعُونَ بَعۡلٗا وَتَذَرُونَ أَحۡسَنَ ٱلۡخَٰلِقِينَ

125. Roepen jullie B’al (valse god, B'al was zijn) aan en laten jullie de beste schepper,

ئايەت: 126

ٱللَّهَ رَبَّكُمۡ وَرَبَّ ءَابَآئِكُمُ ٱلۡأَوَّلِينَ

126. Allah, jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen?”

ئايەت: 127

فَكَذَّبُوهُ فَإِنَّهُمۡ لَمُحۡضَرُونَ

127. Maar zij ontkenden hem dus zullen zij zeker (naar de bestraffing) worden gebracht.

ئايەت: 128

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلۡمُخۡلَصِينَ

128. Behalve de zuivere dienaren van Allah.

ئايەت: 129

وَتَرَكۡنَا عَلَيۡهِ فِي ٱلۡأٓخِرِينَ

129. En Wij lieten aan hem (een goede herinnering) onder de generaties in latere tijden.

ئايەت: 130

سَلَٰمٌ عَلَىٰٓ إِلۡ يَاسِينَ

130. Vrede zij met Ilyaasin!”

ئايەت: 131

إِنَّا كَذَٰلِكَ نَجۡزِي ٱلۡمُحۡسِنِينَ

131. Waarlijk, dus belonen Wij de weldoeners.

ئايەت: 132

إِنَّهُۥ مِنۡ عِبَادِنَا ٱلۡمُؤۡمِنِينَ

132. Waarlijk, hij was één van Onze gelovige dienaren.

ئايەت: 133

وَإِنَّ لُوطٗا لَّمِنَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

133. En waarlijk, Loeth was één van de boodschappers.

ئايەت: 134

إِذۡ نَجَّيۡنَٰهُ وَأَهۡلَهُۥٓ أَجۡمَعِينَ

134. Toen Wij hem en zijn familie allen redden,

ئايەت: 135

إِلَّا عَجُوزٗا فِي ٱلۡغَٰبِرِينَ

135. Behalve een oude vrouw die onder degenen was die achterbleven.

ئايەت: 136

ثُمَّ دَمَّرۡنَا ٱلۡأٓخَرِينَ

136. Toen vernietigden Wij de rest.

ئايەت: 137

وَإِنَّكُمۡ لَتَمُرُّونَ عَلَيۡهِم مُّصۡبِحِينَ

137. Waarlijk, jullie gingen in de ochtend aan hen voorbij.

ئايەت: 138

وَبِٱلَّيۡلِۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ

138. En in de nacht; zullen jullie dan niet nadenken?

ئايەت: 139

وَإِنَّ يُونُسَ لَمِنَ ٱلۡمُرۡسَلِينَ

139. En waarlijk, Yoenoes was één van de boodschappers.

ئايەت: 140

إِذۡ أَبَقَ إِلَى ٱلۡفُلۡكِ ٱلۡمَشۡحُونِ

140. Toen hij haastig naar het geladen schip ging.

ئايەت: 141

فَسَاهَمَ فَكَانَ مِنَ ٱلۡمُدۡحَضِينَ

141. Hij (stemde in) om loten te trekken (om te bepalen wie overboord moest) en hij was één van de verliezers,-

ئايەت: 142

فَٱلۡتَقَمَهُ ٱلۡحُوتُ وَهُوَ مُلِيمٞ

142. Toen slokte de walvis hem op en hij had (daarvoor) een zonde begaan ^[1].

[1]Dat was dat hij zonder Allah's toestemming zijn volk verliet om naar een andere volk te gaan die wellicht wel de waarheid zal accepteren, hoeveel dingen doen wij zonder Allah's toestemming daarvan moeten we zeker gauw Tawbah voor doen en terugkeren naar zijn tevredenheid werkelijk ons geloof beter praktiseren.

ئايەت: 143

فَلَوۡلَآ أَنَّهُۥ كَانَ مِنَ ٱلۡمُسَبِّحِينَ

143. Als hij niet onder degenen was geweest die Allah verheerlijkten,

ئايەت: 144

لَلَبِثَ فِي بَطۡنِهِۦٓ إِلَىٰ يَوۡمِ يُبۡعَثُونَ

144. Dan zou hij inderdaad in de buik zijn gebleven tot de Dag der Opstanding.

ئايەت: 145

۞ فَنَبَذۡنَٰهُ بِٱلۡعَرَآءِ وَهُوَ سَقِيمٞ

145. Maar Wij wierpen hem uit op de naakte kust, terwijl hij ziek was.

ئايەت: 146

وَأَنۢبَتۡنَا عَلَيۡهِ شَجَرَةٗ مِّن يَقۡطِينٖ

146. En Wij lieten een pompoenboom over hem groeien.

ئايەت: 147

وَأَرۡسَلۡنَٰهُ إِلَىٰ مِاْئَةِ أَلۡفٍ أَوۡ يَزِيدُونَ

147. En Wij stuurden naar hem honderdduizend (mensen) of zelfs meer.

ئايەت: 148

فَـَٔامَنُواْ فَمَتَّعۡنَٰهُمۡ إِلَىٰ حِينٖ

148. En zij geloofden; dus gaven Wij hen korte tijd vermaak.

ئايەت: 149

فَٱسۡتَفۡتِهِمۡ أَلِرَبِّكَ ٱلۡبَنَاتُ وَلَهُمُ ٱلۡبَنُونَ

149. Vraag hen nu (o, Mohammed): “heeft jullie Heer dochters terwijl jullie zonen hebben?”

ئايەت: 150

أَمۡ خَلَقۡنَا ٱلۡمَلَٰٓئِكَةَ إِنَٰثٗا وَهُمۡ شَٰهِدُونَ

150. Of hebben Wij de engelen vrouwelijk geschapen terwijl zij getuigden?

ئايەت: 151

أَلَآ إِنَّهُم مِّنۡ إِفۡكِهِمۡ لَيَقُولُونَ

151. Waarlijk het is van hun leugens dat zij zeggen:

ئايەت: 152

وَلَدَ ٱللَّهُ وَإِنَّهُمۡ لَكَٰذِبُونَ

152. “Allah heeft een zoon gekregen.” En waarlijk, zij zijn leugenaars!

ئايەت: 153

أَصۡطَفَى ٱلۡبَنَاتِ عَلَى ٱلۡبَنِينَ

153. Heeft Hij (dan) liever dochters uitgekozen dan zonen?

ئايەت: 154

مَا لَكُمۡ كَيۡفَ تَحۡكُمُونَ

154. Wat scheelt jullie? Hoe zijn jullie tot het besluit gekomen?

ئايەت: 155

أَفَلَا تَذَكَّرُونَ

155. Zullen jullie je dan niet herinneren?

ئايەت: 156

أَمۡ لَكُمۡ سُلۡطَٰنٞ مُّبِينٞ

156. Of is er voor jullie een duidelijke bewijs?

ئايەت: 157

فَأۡتُواْ بِكِتَٰبِكُمۡ إِن كُنتُمۡ صَٰدِقِينَ

157. Breng dan jullie Boek, als jullie waarachtig zijn!

ئايەت: 158

وَجَعَلُواْ بَيۡنَهُۥ وَبَيۡنَ ٱلۡجِنَّةِ نَسَبٗاۚ وَلَقَدۡ عَلِمَتِ ٱلۡجِنَّةُ إِنَّهُمۡ لَمُحۡضَرُونَ

158. En zij (de polytheïsten) hebben tussen Hem (Allah) en de djinn een verwantschap verzonnen, maar de djinn (die dit verzonnen) weten goed dat zij hun opwachting zullen maken (bij de hel).

ئايەت: 159

سُبۡحَٰنَ ٱللَّهِ عَمَّا يَصِفُونَ

159. Perfect en verheerlijkt is Allah, (vrij) van wat zij Hem toeschrijven (aan tekortkomingen).

ئايەت: 160

إِلَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلۡمُخۡلَصِينَ

160. Behalve Allahs oprechte dienaren, zuiver in hun (monotheïstische) aanbidding.

ئايەت: 161

فَإِنَّكُمۡ وَمَا تَعۡبُدُونَ

161. Dus waarlijk jullie en degenen die jullie aanbidden,

ئايەت: 162

مَآ أَنتُمۡ عَلَيۡهِ بِفَٰتِنِينَ

162. Kunnen niet laten dwalen.

ئايەت: 163

إِلَّا مَنۡ هُوَ صَالِ ٱلۡجَحِيمِ

163. Behalve degenen die voorbestemd zijn om in de hel te branden!

ئايەت: 164

وَمَا مِنَّآ إِلَّا لَهُۥ مَقَامٞ مَّعۡلُومٞ

164. En er is niemand van ons of hij heeft zijn bekende plaats.

ئايەت: 165

وَإِنَّا لَنَحۡنُ ٱلصَّآفُّونَ

165. Waarlijk wij, wij zijn degenen die in rijen bidden.

ئايەت: 166

وَإِنَّا لَنَحۡنُ ٱلۡمُسَبِّحُونَ

166. Waarlijk, wij, wij zijn degenen die Allah verheerlijken.

ئايەت: 167

وَإِن كَانُواْ لَيَقُولُونَ

167. En voorwaar de (afgodendienaren) zeiden:

ئايەت: 168

لَوۡ أَنَّ عِندَنَا ذِكۡرٗا مِّنَ ٱلۡأَوَّلِينَ

168. Als wij een herinnering hadden gehad zoals de eerdere generaties.

ئايەت: 169

لَكُنَّا عِبَادَ ٱللَّهِ ٱلۡمُخۡلَصِينَ

169. Zouden wij zeker tot de zuivere dienaren van Allah behoren.

ئايەت: 170

فَكَفَرُواْ بِهِۦۖ فَسَوۡفَ يَعۡلَمُونَ

170. Maar zij geloofden niet daarin dus zij zullen het gauw te weten komen!

ئايەت: 171

وَلَقَدۡ سَبَقَتۡ كَلِمَتُنَا لِعِبَادِنَا ٱلۡمُرۡسَلِينَ

171. En waarlijk, Ons woord is bepaald voor Onze dienaren – de boodschappers.

ئايەت: 172

إِنَّهُمۡ لَهُمُ ٱلۡمَنصُورُونَ

172. Voorwaar, zij zijn degenen die zeker zullen geholpen worden (aan overwinning).

ئايەت: 173

وَإِنَّ جُندَنَا لَهُمُ ٱلۡغَٰلِبُونَ

173. En dat Onze legers echt de overwinnaars zijn.

ئايەت: 174

فَتَوَلَّ عَنۡهُمۡ حَتَّىٰ حِينٖ

174. Keer je dus een bepaald tijd van hen af.

ئايەت: 175

وَأَبۡصِرۡهُمۡ فَسَوۡفَ يُبۡصِرُونَ

175. En observeer hen en zij zullen zien!

ئايەت: 176

أَفَبِعَذَابِنَا يَسۡتَعۡجِلُونَ

176. Proberen zij Onze bestraffing te bespoedigen?

ئايەت: 177

فَإِذَا نَزَلَ بِسَاحَتِهِمۡ فَسَآءَ صَبَاحُ ٱلۡمُنذَرِينَ

177. Dan, als het (de bestraffing) naar hen wordt gebracht, slecht zal dan de ochtend zijn voor degenen die zijn gewaarschuwd!

ئايەت: 178

وَتَوَلَّ عَنۡهُمۡ حَتَّىٰ حِينٖ

178. Keer je dus een bepaald tijd van hen af.

ئايەت: 179

وَأَبۡصِرۡ فَسَوۡفَ يُبۡصِرُونَ

179. En laat hun zien, en zij zullen het (de bestraffing) dan ook gauw zien.

ئايەت: 180

سُبۡحَٰنَ رَبِّكَ رَبِّ ٱلۡعِزَّةِ عَمَّا يَصِفُونَ

180. Verheerlijkt zij jouw Heer, de Heer van de eer en de macht! (Hij is vrij) van alles wat zij aan Hem toeschrijven!

ئايەت: 181

وَسَلَٰمٌ عَلَى ٱلۡمُرۡسَلِينَ

181. En vrede zij met de boodschappers!

ئايەت: 182

وَٱلۡحَمۡدُ لِلَّهِ رَبِّ ٱلۡعَٰلَمِينَ

182. En alle lofprijzingen en dankbetuigingen zijn voor Allah, de Heer van de werelden.