معانی کا ترجمہ سورت سورۂ مُدثِّر - الترجمة الهولندية - قرآن کریم انسائیکلوپیڈیا

Soerat Al-Moddassir (Iemand die Gebundeld is)

آیت: 1

يَٰٓأَيُّهَا ٱلۡمُدَّثِّرُ

1. O jij (o Mohammed), de omwikkelde.

آیت: 2

قُمۡ فَأَنذِرۡ

2. Sta op en waarschuw (het geloof is geen spel, je moet opstaan om de gebeden op tijd te doen, je moet opstaan om kennis op te doen, kortom voor geluk moet je moeite doen).

آیت: 3

وَرَبَّكَ فَكَبِّرۡ

3. En verheerlijk jouw Heer!

آیت: 4

وَثِيَابَكَ فَطَهِّرۡ

4. En reinig jouw kleden! (reinig jouw hart en je daden).

آیت: 5

وَٱلرُّجۡزَ فَٱهۡجُرۡ

5. En blijf weg van de afgoden!

آیت: 6

وَلَا تَمۡنُن تَسۡتَكۡثِرُ

6. En geef niets weg om meer te ontvangen.

آیت: 7

وَلِرَبِّكَ فَٱصۡبِرۡ

7. En wees geduldig voor jouw Heer!

آیت: 8

فَإِذَا نُقِرَ فِي ٱلنَّاقُورِ

8. Dan als de bazuin wordt geblazen.

آیت: 9

فَذَٰلِكَ يَوۡمَئِذٖ يَوۡمٌ عَسِيرٌ

9. Waarlijk, die dag zal een zware dag zijn.

آیت: 10

عَلَى ٱلۡكَٰفِرِينَ غَيۡرُ يَسِيرٖ

10. Verre weg van gemakkelijk voor de ongelovigen.

آیت: 11

ذَرۡنِي وَمَنۡ خَلَقۡتُ وَحِيدٗا

11. Laat Mij alleen met degenen die Ik heb geschapen!

آیت: 12

وَجَعَلۡتُ لَهُۥ مَالٗا مَّمۡدُودٗا

12. Degene die Ik overvloedig heb voorzien (van akkers, bronnen en handel).

آیت: 13

وَبَنِينَ شُهُودٗا

13. En kinderen die aan zijn zijde staan.

آیت: 14

وَمَهَّدتُّ لَهُۥ تَمۡهِيدٗا

14. Voor wie Ik het leven soepel en gemakkelijk heb gemaakt.

آیت: 15

ثُمَّ يَطۡمَعُ أَنۡ أَزِيدَ

15. En na al dit wenst hij toch dat Ik (Allah) hem nóg meer zal geven.

آیت: 16

كَلَّآۖ إِنَّهُۥ كَانَ لِأٓيَٰتِنَا عَنِيدٗا

16. Nee! Waarlijk, (Want) voorzeker, hij (Al-Walied ibn Al-Moeghirah) ontkende onze tekenen (en probeerde deze) zelfs te ontkrachten (door ze te verwerpen).

آیت: 17

سَأُرۡهِقُهُۥ صَعُودًا

17. (Daarom) zal Ik hem een ondraaglijk zware (en eeuwigdurende) bestraffing opleggen.

آیت: 18

إِنَّهُۥ فَكَّرَ وَقَدَّرَ

18. Waarlijk, hij dacht en maakte een plan.

آیت: 19

فَقُتِلَ كَيۡفَ قَدَّرَ

19. Laat hem maar vervloekt zijn! Hoe hij een plan maakte!

آیت: 20

ثُمَّ قُتِلَ كَيۡفَ قَدَّرَ

20. En nogmaals laat hem vervloekt zijn, hoe hij een plan maakte!

آیت: 21

ثُمَّ نَظَرَ

21. Daarna dacht hij na (en pijnigde zijn hersens).

آیت: 22

ثُمَّ عَبَسَ وَبَسَرَ

22. Daarop fronste hij (zijn voorhoofd) en trok hij een boos gezicht.

آیت: 23

ثُمَّ أَدۡبَرَ وَٱسۡتَكۡبَرَ

23. Vervolgens keerde hij zijn rug (naar het geloof), te trots (om de Profeet te volgen).

آیت: 24

فَقَالَ إِنۡ هَٰذَآ إِلَّا سِحۡرٞ يُؤۡثَرُ

24. En zei hij: “Dit (nieuwe geloof) is niets anders dan tovenarij dat werd overgenomen (uit Jemen, Nadjd en Al-Hidjaaz).

آیت: 25

إِنۡ هَٰذَآ إِلَّا قَوۡلُ ٱلۡبَشَرِ

25. (deze beweringen van Mohammed kunnen niet van Allah komen) en zijn slechts de woorden van een mens!”

آیت: 26

سَأُصۡلِيهِ سَقَرَ

26. (Vanwege deze godslastering) zal Ik – (de Verhevene) – hem in het hellevuur werpen.

آیت: 27

وَمَآ أَدۡرَىٰكَ مَا سَقَرُ

27. En wat laat jou precies weten wat het hellevuur is?

آیت: 28

لَا تُبۡقِي وَلَا تَذَرُ

28. Het spaart geen (enkele zondaar) noch laat het (iets onverbrand)!

آیت: 29

لَوَّاحَةٞ لِّلۡبَشَرِ

29. De huiden verbrandend!

آیت: 30

عَلَيۡهَا تِسۡعَةَ عَشَرَ

30. Erbij zijn negentien (engelen die martelen).

آیت: 31

وَمَا جَعَلۡنَآ أَصۡحَٰبَ ٱلنَّارِ إِلَّا مَلَٰٓئِكَةٗۖ وَمَا جَعَلۡنَا عِدَّتَهُمۡ إِلَّا فِتۡنَةٗ لِّلَّذِينَ كَفَرُواْ لِيَسۡتَيۡقِنَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلۡكِتَٰبَ وَيَزۡدَادَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُوٓاْ إِيمَٰنٗا وَلَا يَرۡتَابَ ٱلَّذِينَ أُوتُواْ ٱلۡكِتَٰبَ وَٱلۡمُؤۡمِنُونَ وَلِيَقُولَ ٱلَّذِينَ فِي قُلُوبِهِم مَّرَضٞ وَٱلۡكَٰفِرُونَ مَاذَآ أَرَادَ ٱللَّهُ بِهَٰذَا مَثَلٗاۚ كَذَٰلِكَ يُضِلُّ ٱللَّهُ مَن يَشَآءُ وَيَهۡدِي مَن يَشَآءُۚ وَمَا يَعۡلَمُ جُنُودَ رَبِّكَ إِلَّا هُوَۚ وَمَا هِيَ إِلَّا ذِكۡرَىٰ لِلۡبَشَرِ

31. En Wij hebben niemand anders dan engelen als bewakers van het vuur gemaakt en Wij hebben een vast aantal alleen als een oordeel voor de ongelovigen – zodat de mensen van het boek met zekerheid kunnen herkennen en het de gelovigen in geloof zal doen toenemen – en dat er geen twijfel voor de mensen van het boek en de gelovigen is en dat degenen in wiens harten een ziekte is en de ongelovigen mogen zeggen: “Wat bedoelt Allah met dit voorbeeld?” Zo laat Allah dwalen wie Hij wil en leidt Hij wie Hij wil. En niemand kan de legers van jullie Heer kennen behalve Hij. En dit is niets anders dan een vermaning voor de mensheid.

آیت: 32

كَلَّا وَٱلۡقَمَرِ

32. Nee, bij de maan.

آیت: 33

وَٱلَّيۡلِ إِذۡ أَدۡبَرَ

33. En bij de nacht wanneer die zich terugtrekt

آیت: 34

وَٱلصُّبۡحِ إِذَآ أَسۡفَرَ

34. En bij de schemering wanneer het verheldert.

آیت: 35

إِنَّهَا لَإِحۡدَى ٱلۡكُبَرِ

35. Waarlijk, (de hel) het is niets dan één van de grootste zaken.

آیت: 36

نَذِيرٗا لِّلۡبَشَرِ

36. Een waarschuwing voor de mensheid.

آیت: 37

لِمَن شَآءَ مِنكُمۡ أَن يَتَقَدَّمَ أَوۡ يَتَأَخَّرَ

37. Voor ieder van jullie die ervoor kiest om vooruit te gaan of om achter te blijven.

آیت: 38

كُلُّ نَفۡسِۭ بِمَا كَسَبَتۡ رَهِينَةٌ

38. Iedere ziel staat gerant voor hun daden.

آیت: 39

إِلَّآ أَصۡحَٰبَ ٱلۡيَمِينِ

39. Behalve degenen aan de rechterzijde.

آیت: 40

فِي جَنَّٰتٖ يَتَسَآءَلُونَ

40. In tuinen zullen zij elkaar vragen.

آیت: 41

عَنِ ٱلۡمُجۡرِمِينَ

41. Over de misdadigers.

آیت: 42

مَا سَلَكَكُمۡ فِي سَقَرَ

42. “Wat heeft er voor gezorgd dat jullie de hel binnentraden?”

آیت: 43

قَالُواْ لَمۡ نَكُ مِنَ ٱلۡمُصَلِّينَ

43. Zij zullen zeggen: “Wij waren niet onder degenen die hun gebeden verrichten (het onderhouden van het gebed op tijd; op school, op werk, dit maakt het verschil tussen de gelovigen en de ongelovigen zoals onze profeet ons leert).

آیت: 44

وَلَمۡ نَكُ نُطۡعِمُ ٱلۡمِسۡكِينَ

44. Noch plachten wij de armen te voeden.

آیت: 45

وَكُنَّا نَخُوضُ مَعَ ٱلۡخَآئِضِينَ

45. En wij hielden ons bezig met het voeren van ijdele gesprekken (roddelen vooral over de geleerden en de studenten van kennis).

آیت: 46

وَكُنَّا نُكَذِّبُ بِيَوۡمِ ٱلدِّينِ

46. En wij verloochenden de dag van de vergoeding.

آیت: 47

حَتَّىٰٓ أَتَىٰنَا ٱلۡيَقِينُ

47. Tot (de dood) tot ons kwam, dat is zeker.”

آیت: 48

فَمَا تَنفَعُهُمۡ شَفَٰعَةُ ٱلشَّٰفِعِينَ

48. Dus is geen bemiddeling of geen bemiddelaar voor hen van enig nut.

آیت: 49

فَمَا لَهُمۡ عَنِ ٱلتَّذۡكِرَةِ مُعۡرِضِينَ

49. Wat scheelt hen dan dat zij zich van de vermaning afkeren?

آیت: 50

كَأَنَّهُمۡ حُمُرٞ مُّسۡتَنفِرَةٞ

50. Alsof zij geschrokken ezels zijn.

آیت: 51

فَرَّتۡ مِن قَسۡوَرَةِۭ

51. Vluchtend voor de jager, of een leeuw of een roofdier.

آیت: 52

بَلۡ يُرِيدُ كُلُّ ٱمۡرِيٕٖ مِّنۡهُمۡ أَن يُؤۡتَىٰ صُحُفٗا مُّنَشَّرَةٗ

52. Nee, ieder van hen wenst dat hij pagina’s gegeven zal hebben, uitgespreid.

آیت: 53

كَلَّاۖ بَل لَّا يَخَافُونَ ٱلۡأٓخِرَةَ

53. Nee! Maar zij vrezen het hiernamaals niet.

آیت: 54

كَلَّآ إِنَّهُۥ تَذۡكِرَةٞ

54. Nee, waarlijk, dit is een vermaning,

آیت: 55

فَمَن شَآءَ ذَكَرَهُۥ

55. Dus laat iedereen (het lezen) en de vermaning (hiervan) krijgen!

آیت: 56

وَمَا يَذۡكُرُونَ إِلَّآ أَن يَشَآءَ ٱللَّهُۚ هُوَ أَهۡلُ ٱلتَّقۡوَىٰ وَأَهۡلُ ٱلۡمَغۡفِرَةِ

56. En zij ontvangen geen vermaning tenzij Allah het wil, Hij is de Heer Die het verdient dat de mensheid hem vreest en plichtsgetrouw jegens Hem zal zijn en Hij is de Heer van de Vergiffenis.