Firo maanaaji al-quraan tedduɗo oo - Firo olanndiiwo * - Tippudi firooji ɗii

XML CSV Excel API
Please review the Terms and Policies

Firo maanaaji Simoore: Simoore goongɗinɓe   Aaya:

Soerat Al-Moeminoen (De Gelovigen)

قَدۡ أَفۡلَحَ ٱلۡمُؤۡمِنُونَ
1. (Absoluut) succesvol zijn de gelovigen (in Allah en Zijn boodschapper doordat zij handelen naar Zijn geboden en wegblijven van Zijn verboden).
Faccirooji aarabeeji:
ٱلَّذِينَ هُمۡ فِي صَلَاتِهِمۡ خَٰشِعُونَ
2. (Dit zijn) degenen die volle ghoesjoe (vrees: een hoge staat van het geloof, dit komt middels nuttige kennis opblijven doen tot je sterft) hebben in hun gebeden.
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُمۡ عَنِ ٱللَّغۡوِ مُعۡرِضُونَ
3. En degenen die zich van de schadelijke woorden afkeren [1].
[1]volgens het begrip van de leerlingen van de profeet Mohammed, vrede en zegeningen zij met hem, dus de sahabah, valt hier onder ook muziek.
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُمۡ لِلزَّكَوٰةِ فَٰعِلُونَ
4. En degenen die de Zakat betalen.
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُمۡ لِفُرُوجِهِمۡ حَٰفِظُونَ
5. En degenen die hun kuisheid behoeden.
Faccirooji aarabeeji:
إِلَّا عَلَىٰٓ أَزۡوَٰجِهِمۡ أَوۡ مَا مَلَكَتۡ أَيۡمَٰنُهُمۡ فَإِنَّهُمۡ غَيۡرُ مَلُومِينَ
6. Behalve voor hun vrouwen of wat hun rechterhand bezit – voor hen, zijn zij vrij van de schande;
Faccirooji aarabeeji:
فَمَنِ ٱبۡتَغَىٰ وَرَآءَ ذَٰلِكَ فَأُوْلَٰٓئِكَ هُمُ ٱلۡعَادُونَ
7. Maar iedereen die meer dan dat wil, zij zijn de overtreders.
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُمۡ لِأَمَٰنَٰتِهِمۡ وَعَهۡدِهِمۡ رَٰعُونَ
8. Degenen die oprecht trouw zijn aan datgene wat hun toegewezen is en aan hun verbond;
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُمۡ عَلَىٰ صَلَوَٰتِهِمۡ يُحَافِظُونَ
9. En degenen die hun gebeden strikt onderhouden [1].
[1]dus binnen de tijd, dit is de hoofdeigenschap van de moslim; dat hij zijn gebeden op tijd worden verricht op welke planeet hij zich ook bevindt, ook op werk of school.
Faccirooji aarabeeji:
أُوْلَٰٓئِكَ هُمُ ٱلۡوَٰرِثُونَ
10. Zij zijn zeker de erfgenamen.
Faccirooji aarabeeji:
ٱلَّذِينَ يَرِثُونَ ٱلۡفِرۡدَوۡسَ هُمۡ فِيهَا خَٰلِدُونَ
11. Die het paradijs zullen beërven. Zij zullen daarin voor altijd verblijven.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَقَدۡ خَلَقۡنَا ٱلۡإِنسَٰنَ مِن سُلَٰلَةٖ مِّن طِينٖ
12. En voorwaar, Wij hebben de mens uit een extract van klei geschapen.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ جَعَلۡنَٰهُ نُطۡفَةٗ فِي قَرَارٖ مَّكِينٖ
13. Vervolgens maakten Wij hem als een waterdruppel (en brachten het onder) in een veilig verblijfplaats (de baarmoeder).
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ خَلَقۡنَا ٱلنُّطۡفَةَ عَلَقَةٗ فَخَلَقۡنَا ٱلۡعَلَقَةَ مُضۡغَةٗ فَخَلَقۡنَا ٱلۡمُضۡغَةَ عِظَٰمٗا فَكَسَوۡنَا ٱلۡعِظَٰمَ لَحۡمٗا ثُمَّ أَنشَأۡنَٰهُ خَلۡقًا ءَاخَرَۚ فَتَبَارَكَ ٱللَّهُ أَحۡسَنُ ٱلۡخَٰلِقِينَ
14. Vervolgens vormden Wij de waterdruppel tot een klonter, daarna maakten Wij van de klonter een kleine vleesklomp, vervolgens maakten Wij uit die kleine vleesklomp beenderen, vervolgens bekleedden Wij die beenderen met vlees en dan brachten Wij het voort als een andere schepping. Gezegend dus is Allah, de beste der Scheppers.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ إِنَّكُم بَعۡدَ ذَٰلِكَ لَمَيِّتُونَ
15. En hierna, zullen jullie zeker sterven.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ إِنَّكُمۡ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ تُبۡعَثُونَ
16. Dan zeker zullen jullie op de Dag der Opstanding herrijzen.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَقَدۡ خَلَقۡنَا فَوۡقَكُمۡ سَبۡعَ طَرَآئِقَ وَمَا كُنَّا عَنِ ٱلۡخَلۡقِ غَٰفِلِينَ
17. En voorwaar Wij hebben boven jullie zeven hemelen geschapen, en Wij zijn nooit onachtzaam tegenover de schepping (maar van alles alwetend).
Faccirooji aarabeeji:
وَأَنزَلۡنَا مِنَ ٱلسَّمَآءِ مَآءَۢ بِقَدَرٖ فَأَسۡكَنَّٰهُ فِي ٱلۡأَرۡضِۖ وَإِنَّا عَلَىٰ ذَهَابِۭ بِهِۦ لَقَٰدِرُونَ
18. En Wij stuurden uit de hemel water neer in (afgeweten) hoeveelheid, en Wij gaven het een plaats op de aarde en waarlijk, Wij zijn in staat om het weg te nemen.
Faccirooji aarabeeji:
فَأَنشَأۡنَا لَكُم بِهِۦ جَنَّٰتٖ مِّن نَّخِيلٖ وَأَعۡنَٰبٖ لَّكُمۡ فِيهَا فَوَٰكِهُ كَثِيرَةٞ وَمِنۡهَا تَأۡكُلُونَ
19. Daarna brachten Wij voor jullie daarmee tuinen van dadelpalmen en druiven voort, waarin er veel fruit voor jullie is en waarvan jullie eten.
Faccirooji aarabeeji:
وَشَجَرَةٗ تَخۡرُجُ مِن طُورِ سَيۡنَآءَ تَنۢبُتُ بِٱلدُّهۡنِ وَصِبۡغٖ لِّلۡأٓكِلِينَ
20. En een boom die voortkomt uit de Berg Sinai, waaruit olie voortkomt en (het is een) genoegen voor de eters.
Faccirooji aarabeeji:
وَإِنَّ لَكُمۡ فِي ٱلۡأَنۡعَٰمِ لَعِبۡرَةٗۖ نُّسۡقِيكُم مِّمَّا فِي بُطُونِهَا وَلَكُمۡ فِيهَا مَنَٰفِعُ كَثِيرَةٞ وَمِنۡهَا تَأۡكُلُونَ
21. En waarlijk! In het vee is er zeker lering voor jullie. Wij geven jullie te drinken wat in hun buiken is, en daarin zijn vele voordelen voor jullie en daarvan eten jullie.
Faccirooji aarabeeji:
وَعَلَيۡهَا وَعَلَى ٱلۡفُلۡكِ تُحۡمَلُونَ
22. En op hen en op schepen worden jullie gedragen.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَقَدۡ أَرۡسَلۡنَا نُوحًا إِلَىٰ قَوۡمِهِۦ فَقَالَ يَٰقَوۡمِ ٱعۡبُدُواْ ٱللَّهَ مَا لَكُم مِّنۡ إِلَٰهٍ غَيۡرُهُۥٓۚ أَفَلَا تَتَّقُونَ
23. En voorwaar Wij hebben Noah naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O, mijn volk! Aanbid Allah! Jullie hebben geen andere God behalve Hem. Vrezen jullie dan niet?”
Faccirooji aarabeeji:
فَقَالَ ٱلۡمَلَؤُاْ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ مِن قَوۡمِهِۦ مَا هَٰذَآ إِلَّا بَشَرٞ مِّثۡلُكُمۡ يُرِيدُ أَن يَتَفَضَّلَ عَلَيۡكُمۡ وَلَوۡ شَآءَ ٱللَّهُ لَأَنزَلَ مَلَٰٓئِكَةٗ مَّا سَمِعۡنَا بِهَٰذَا فِيٓ ءَابَآئِنَا ٱلۡأَوَّلِينَ
24. Maar de stamhoofden van degenen die onder zijn volk ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets gehoord van de vaders van de ouderen.
Faccirooji aarabeeji:
إِنۡ هُوَ إِلَّا رَجُلُۢ بِهِۦ جِنَّةٞ فَتَرَبَّصُواْ بِهِۦ حَتَّىٰ حِينٖ
25. Hij is slechts een man die krankzinnig is, wacht dus een tijdje voor hem.”
Faccirooji aarabeeji:
قَالَ رَبِّ ٱنصُرۡنِي بِمَا كَذَّبُونِ
26. (Noah) zei: “O, mijn Heer! Help mij vanwege wat zij mij verloochenen.”
Faccirooji aarabeeji:
فَأَوۡحَيۡنَآ إِلَيۡهِ أَنِ ٱصۡنَعِ ٱلۡفُلۡكَ بِأَعۡيُنِنَا وَوَحۡيِنَا فَإِذَا جَآءَ أَمۡرُنَا وَفَارَ ٱلتَّنُّورُ فَٱسۡلُكۡ فِيهَا مِن كُلّٖ زَوۡجَيۡنِ ٱثۡنَيۡنِ وَأَهۡلَكَ إِلَّا مَن سَبَقَ عَلَيۡهِ ٱلۡقَوۡلُ مِنۡهُمۡۖ وَلَا تُخَٰطِبۡنِي فِي ٱلَّذِينَ ظَلَمُوٓاْ إِنَّهُم مُّغۡرَقُونَ
27. Dus openbaarden Wij hem (zeggende): “Bouw een schip onder Onze ogen en volgens Onze openbaring. Dan als Ons bevel komt, en de oven overloopt, neem dan aan boord van elk soort twee en jouw familie, behalve degenen waar het Woord al tegen is uitgevaardigd. En spreek Mij niet aan om gunsten te verlenen voor degenen die gezondigd hebben. Waarlijk zij zullen verdrinken.
Faccirooji aarabeeji:
فَإِذَا ٱسۡتَوَيۡتَ أَنتَ وَمَن مَّعَكَ عَلَى ٱلۡفُلۡكِ فَقُلِ ٱلۡحَمۡدُ لِلَّهِ ٱلَّذِي نَجَّىٰنَا مِنَ ٱلۡقَوۡمِ ٱلظَّٰلِمِينَ
28. En als jullie ingescheept zijn, jij en iedereen die met jou is, zeg dan: “Alle lofbetuigingen en dank zijn voor Allah, Die ons van het volk dat onrechtvaardig is, gered heeft.”
Faccirooji aarabeeji:
وَقُل رَّبِّ أَنزِلۡنِي مُنزَلٗا مُّبَارَكٗا وَأَنتَ خَيۡرُ ٱلۡمُنزِلِينَ
29. En zeg: “Mijn Heer! Laat mij op een gezegende landingsplaats aankomen, want U bent de beste van degenen Die aan land brengen.”
Faccirooji aarabeeji:
إِنَّ فِي ذَٰلِكَ لَأٓيَٰتٖ وَإِن كُنَّا لَمُبۡتَلِينَ
30. Waarlijk, hierin zijn er zeker tekenen voor mensen van begrip, want zeker Wij hebben (de mens) aan een beproeving onderworpen.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ أَنشَأۡنَا مِنۢ بَعۡدِهِمۡ قَرۡنًا ءَاخَرِينَ
31. Vervolgens, na hen, hebben Wij een andere generatie geschapen.
Faccirooji aarabeeji:
فَأَرۡسَلۡنَا فِيهِمۡ رَسُولٗا مِّنۡهُمۡ أَنِ ٱعۡبُدُواْ ٱللَّهَ مَا لَكُم مِّنۡ إِلَٰهٍ غَيۡرُهُۥٓۚ أَفَلَا تَتَّقُونَ
32. Toen Wij hebben een Boodschapper van onder hen zelf naar hen gestuurd (zeggende): “Aanbid Allah! Jullie hebben geen andere God dan Hij. Vrezen jullie dan niet?”
Faccirooji aarabeeji:
وَقَالَ ٱلۡمَلَأُ مِن قَوۡمِهِ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ وَكَذَّبُواْ بِلِقَآءِ ٱلۡأٓخِرَةِ وَأَتۡرَفۡنَٰهُمۡ فِي ٱلۡحَيَوٰةِ ٱلدُّنۡيَا مَا هَٰذَآ إِلَّا بَشَرٞ مِّثۡلُكُمۡ يَأۡكُلُ مِمَّا تَأۡكُلُونَ مِنۡهُ وَيَشۡرَبُ مِمَّا تَشۡرَبُونَ
33. En de stamhoofden van zijn volk, die ongelovig waren en de ontmoeting in het hiernamaals ontkenden en aan wie Wij de luxe en het gemak van dit leven hadden gegeven, zeiden: “Hij is niets meer dan een mens zoals jullie, hij eet wat jullie eten en drinkt wat jullie drinken.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَئِنۡ أَطَعۡتُم بَشَرٗا مِّثۡلَكُمۡ إِنَّكُمۡ إِذٗا لَّخَٰسِرُونَ
34. Als jullie een mens moeten gehoorzamen zoals jullie zelf, dan waarlijk! Jullie zouden zeker verliezers zijn.
Faccirooji aarabeeji:
أَيَعِدُكُمۡ أَنَّكُمۡ إِذَا مِتُّمۡ وَكُنتُمۡ تُرَابٗا وَعِظَٰمًا أَنَّكُم مُّخۡرَجُونَ
35. Belooft hij jullie dat wanneer jullie gestorven zijn en tot stof en botten geworden zijn, jullie weer levend zullen worden?
Faccirooji aarabeeji:
۞ هَيۡهَاتَ هَيۡهَاتَ لِمَا تُوعَدُونَ
36. Ver, heel ver is datgene wat jullie beloofd is.
Faccirooji aarabeeji:
إِنۡ هِيَ إِلَّا حَيَاتُنَا ٱلدُّنۡيَا نَمُوتُ وَنَحۡيَا وَمَا نَحۡنُ بِمَبۡعُوثِينَ
37. Er is niets anders dan ons leven in deze wereld! Wij sterven en wij leven! En wij zullen niet herrijzen!
Faccirooji aarabeeji:
إِنۡ هُوَ إِلَّا رَجُلٌ ٱفۡتَرَىٰ عَلَى ٱللَّهِ كَذِبٗا وَمَا نَحۡنُ لَهُۥ بِمُؤۡمِنِينَ
38. Hij is slechts een man die een leugen over Allah bedacht heeft, wij zullen hem niet geloven.”
Faccirooji aarabeeji:
قَالَ رَبِّ ٱنصُرۡنِي بِمَا كَذَّبُونِ
39. Hij Noeh zei: “O mijn Heer! Help mij vanwege dat wat zij verloochenen.”
Faccirooji aarabeeji:
قَالَ عَمَّا قَلِيلٖ لَّيُصۡبِحُنَّ نَٰدِمِينَ
40. (Allah) zei: “Over een poosje zullen zij zeker spijt hebben.”
Faccirooji aarabeeji:
فَأَخَذَتۡهُمُ ٱلصَّيۡحَةُ بِٱلۡحَقِّ فَجَعَلۡنَٰهُمۡ غُثَآءٗۚ فَبُعۡدٗا لِّلۡقَوۡمِ ٱلظَّٰلِمِينَ
41. Vervolgens kwam er een afschuwelijke schreeuw die hen overmande met rechtvaardigheid en Wij hebben hen als afval van dode planten gemaakt. Weg dus met het volk dat onrechtvaardig is.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ أَنشَأۡنَا مِنۢ بَعۡدِهِمۡ قُرُونًا ءَاخَرِينَ
42. Vervolgens na hen, hebben Wij een andere generatie geschapen.
Faccirooji aarabeeji:
مَا تَسۡبِقُ مِنۡ أُمَّةٍ أَجَلَهَا وَمَا يَسۡتَـٔۡخِرُونَ
43. Geen volk kan de vastgestelde tijd overschrijden (om dood te gaan) noch kunnen zij het uitstellen.
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ أَرۡسَلۡنَا رُسُلَنَا تَتۡرَاۖ كُلَّ مَا جَآءَ أُمَّةٗ رَّسُولُهَا كَذَّبُوهُۖ فَأَتۡبَعۡنَا بَعۡضَهُم بَعۡضٗا وَجَعَلۡنَٰهُمۡ أَحَادِيثَۚ فَبُعۡدٗا لِّقَوۡمٖ لَّا يُؤۡمِنُونَ
44. Vervolgens stuurden Wij in opeenvolging Onze boodschappers. Elke keer een boodschapper tot zijn volk kwam, werd hij ontkend. Daarom lieten Wij ze elkaar opvolgen (in hun vernietiging), en maakten We van hen ware (levens) verhalen. Weg dus met het ongelovige volk!
Faccirooji aarabeeji:
ثُمَّ أَرۡسَلۡنَا مُوسَىٰ وَأَخَاهُ هَٰرُونَ بِـَٔايَٰتِنَا وَسُلۡطَٰنٖ مُّبِينٍ
45. Vervolgens stuurden Wij Moesa en zijn broeder Haaron met Onze tekenen en een duidelijk gezag,
Faccirooji aarabeeji:
إِلَىٰ فِرۡعَوۡنَ وَمَلَإِيْهِۦ فَٱسۡتَكۡبَرُواْ وَكَانُواْ قَوۡمًا عَالِينَ
46. Naar de Farao en zijn gezagdragers, maar zij gedroegen zich hoogmoedig en zij waren een aanmatigend volk.
Faccirooji aarabeeji:
فَقَالُوٓاْ أَنُؤۡمِنُ لِبَشَرَيۡنِ مِثۡلِنَا وَقَوۡمُهُمَا لَنَا عَٰبِدُونَ
47. Zij zeiden: “Zullen wij in twee mensen zoals onszelf geloven, en hun volk is ons gehoorzaam in nederigheid.”
Faccirooji aarabeeji:
فَكَذَّبُوهُمَا فَكَانُواْ مِنَ ٱلۡمُهۡلَكِينَ
48. Dus zij ontkenden hen beiden en werden degenen die vernietigd werden.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَقَدۡ ءَاتَيۡنَا مُوسَى ٱلۡكِتَٰبَ لَعَلَّهُمۡ يَهۡتَدُونَ
49. En voorwaar Wij gaven Moesa het Boek dat zij geleid moge worden.
Faccirooji aarabeeji:
وَجَعَلۡنَا ٱبۡنَ مَرۡيَمَ وَأُمَّهُۥٓ ءَايَةٗ وَءَاوَيۡنَٰهُمَآ إِلَىٰ رَبۡوَةٖ ذَاتِ قَرَارٖ وَمَعِينٖ
50. En Wij hebben de zoon van Maryam en zijn moeder als een teken gemaakt, en Wij gaven hen een toevluchtsoord op hoge gronden, een rustplaats, zekerheid en stromende rivieren.
Faccirooji aarabeeji:
يَٰٓأَيُّهَا ٱلرُّسُلُ كُلُواْ مِنَ ٱلطَّيِّبَٰتِ وَٱعۡمَلُواْ صَٰلِحًاۖ إِنِّي بِمَا تَعۡمَلُونَ عَلِيمٞ
51. O, boodschappers! Eet van het wettige en goede voedsel, en verricht goede daden (zowel de verplichte als de vrijwillige). Waarlijk! Ik ben Alwetend over datgene wat jullie doen.
Faccirooji aarabeeji:
وَإِنَّ هَٰذِهِۦٓ أُمَّتُكُمۡ أُمَّةٗ وَٰحِدَةٗ وَأَنَا۠ رَبُّكُمۡ فَٱتَّقُونِ
52. En waarlijk! Dit is jullie godsdienst en is één godsdienst en Ik ben jullie Heer, vrees mij dus.
Faccirooji aarabeeji:
فَتَقَطَّعُوٓاْ أَمۡرَهُم بَيۡنَهُمۡ زُبُرٗاۖ كُلُّ حِزۡبِۭ بِمَا لَدَيۡهِمۡ فَرِحُونَ
53. Maar zij hebben hun godsdienst in sekten opgebroken, iedere groep verheugend in zijn geloof.
Faccirooji aarabeeji:
فَذَرۡهُمۡ فِي غَمۡرَتِهِمۡ حَتَّىٰ حِينٍ
54. Laat hen dus in dwaling verkeren tot een bepaalde moment.
Faccirooji aarabeeji:
أَيَحۡسَبُونَ أَنَّمَا نُمِدُّهُم بِهِۦ مِن مَّالٖ وَبَنِينَ
55. Denken zij dat Wij hen in hun weelde en kinderen zullen vermeerderen,
Faccirooji aarabeeji:
نُسَارِعُ لَهُمۡ فِي ٱلۡخَيۡرَٰتِۚ بَل لَّا يَشۡعُرُونَ
56. Wij bespoedigen Ons tot hen met goede zaken. Nee, maar zij zien dat niet (omdat het hart ziek is of zelfs blind is).
Faccirooji aarabeeji:
إِنَّ ٱلَّذِينَ هُم مِّنۡ خَشۡيَةِ رَبِّهِم مُّشۡفِقُونَ
57. Waarlijk! Degenen die in ontzag en vrees voor hun Heer leven;
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُم بِـَٔايَٰتِ رَبِّهِمۡ يُؤۡمِنُونَ
58. En degenen die in de tekenen van hun Heer geloven,
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ هُم بِرَبِّهِمۡ لَا يُشۡرِكُونَ
59. En degenen die geen deelgenoten aan hun Heer toekennen.
Faccirooji aarabeeji:
وَٱلَّذِينَ يُؤۡتُونَ مَآ ءَاتَواْ وَّقُلُوبُهُمۡ وَجِلَةٌ أَنَّهُمۡ إِلَىٰ رَبِّهِمۡ رَٰجِعُونَ
60. En degenen die dat geven wat zij geven terwijl hun harten vol vrees omdat zij er zeker van zijn dat zij tot hun Heer terugkeren (en daar gaat het om wat er gebeurd met het hart tijdens de aanbidding).
Faccirooji aarabeeji:
أُوْلَٰٓئِكَ يُسَٰرِعُونَ فِي ٱلۡخَيۡرَٰتِ وَهُمۡ لَهَا سَٰبِقُونَ
61. Zij zijn het die wedijveren om de goede daden en zij zijn er de eersten in.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَا نُكَلِّفُ نَفۡسًا إِلَّا وُسۡعَهَاۚ وَلَدَيۡنَا كِتَٰبٞ يَنطِقُ بِٱلۡحَقِّ وَهُمۡ لَا يُظۡلَمُونَ
62. En Wij belasten niemand behalve volgens zijn vermogen en met Ons is een boek (rapport) dat de waarheid spreekt en hun zal geen onrecht aangedaan worden.
Faccirooji aarabeeji:
بَلۡ قُلُوبُهُمۡ فِي غَمۡرَةٖ مِّنۡ هَٰذَا وَلَهُمۡ أَعۡمَٰلٞ مِّن دُونِ ذَٰلِكَ هُمۡ لَهَا عَٰمِلُونَ
63. Nee, maar hun harten zijn bedekt om dit te kunnen begrijpen, en zij hebben andere daden naast wat zij doen.
Faccirooji aarabeeji:
حَتَّىٰٓ إِذَآ أَخَذۡنَا مُتۡرَفِيهِم بِٱلۡعَذَابِ إِذَا هُمۡ يَجۡـَٔرُونَ
64. Tot Wij degenen die een luxe leven leiden grijpen met bestraffing, toen riepen zijn om hulp.
Faccirooji aarabeeji:
لَا تَجۡـَٔرُواْ ٱلۡيَوۡمَۖ إِنَّكُم مِّنَّا لَا تُنصَرُونَ
65. Roep deze dag niet luid aan! Zeker, jullie zullen door Ons niet geholpen worden.
Faccirooji aarabeeji:
قَدۡ كَانَتۡ ءَايَٰتِي تُتۡلَىٰ عَلَيۡكُمۡ فَكُنتُمۡ عَلَىٰٓ أَعۡقَٰبِكُمۡ تَنكِصُونَ
66. Voorwaar, Mijn verzen worden voor jullie gereciteerd, maar jullie draaien je op je hielen terug.
Faccirooji aarabeeji:
مُسۡتَكۡبِرِينَ بِهِۦ سَٰمِرٗا تَهۡجُرُونَ
67. Trots spreken zij er’s nachts kwaad over.
Faccirooji aarabeeji:
أَفَلَمۡ يَدَّبَّرُواْ ٱلۡقَوۡلَ أَمۡ جَآءَهُم مَّا لَمۡ يَأۡتِ ءَابَآءَهُمُ ٱلۡأَوَّلِينَ
68. Hebben zij niet over het Woord (van Allah) nagedacht of is er tot hen gekomen wat niet tot hun voorvaderen is gekomen?
Faccirooji aarabeeji:
أَمۡ لَمۡ يَعۡرِفُواْ رَسُولَهُمۡ فَهُمۡ لَهُۥ مُنكِرُونَ
69. Of is het dat zij hun Boodschapper niet herkennen zodat zij hem verloochenen?
Faccirooji aarabeeji:
أَمۡ يَقُولُونَ بِهِۦ جِنَّةُۢۚ بَلۡ جَآءَهُم بِٱلۡحَقِّ وَأَكۡثَرُهُمۡ لِلۡحَقِّ كَٰرِهُونَ
70. Of zeggen dat: “Er krankzinnigheid in hem is?” Nee, maar hij heeft hun de waarheid gebracht maar de meesten van hen zijn afkerig van de waarheid.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَوِ ٱتَّبَعَ ٱلۡحَقُّ أَهۡوَآءَهُمۡ لَفَسَدَتِ ٱلسَّمَٰوَٰتُ وَٱلۡأَرۡضُ وَمَن فِيهِنَّۚ بَلۡ أَتَيۡنَٰهُم بِذِكۡرِهِمۡ فَهُمۡ عَن ذِكۡرِهِم مُّعۡرِضُونَ
71. En als de waarheid in overeenstemming met hun lusten was, waarlijk, de hemelen en de aarde en alles wat zich daar in bevindt dan zou het verdorven raken! Nee, Wij hebben hun een vermaning gebracht, maar zij keren zich van de vermaning af.
Faccirooji aarabeeji:
أَمۡ تَسۡـَٔلُهُمۡ خَرۡجٗا فَخَرَاجُ رَبِّكَ خَيۡرٞۖ وَهُوَ خَيۡرُ ٱلرَّٰزِقِينَ
72. Of is het zo dat jij hun om een vergoeding? Maar de beoning van jouw Heer is beter en Hij is de beste onder de voorzieners.
Faccirooji aarabeeji:
وَإِنَّكَ لَتَدۡعُوهُمۡ إِلَىٰ صِرَٰطٖ مُّسۡتَقِيمٖ
73. En zeker, jij roept hen op tot een recht pad.
Faccirooji aarabeeji:
وَإِنَّ ٱلَّذِينَ لَا يُؤۡمِنُونَ بِٱلۡأٓخِرَةِ عَنِ ٱلصِّرَٰطِ لَنَٰكِبُونَ
74. En waarlijk degenen die niet in het hiernamaals geloven, dwalen zeker af van het pad.
Faccirooji aarabeeji:
۞ وَلَوۡ رَحِمۡنَٰهُمۡ وَكَشَفۡنَا مَا بِهِم مِّن ضُرّٖ لَّلَجُّواْ فِي طُغۡيَٰنِهِمۡ يَعۡمَهُونَ
75. En als Wij genade met hen zouden hebben en hun ellende die zij ondergaan van hen zouden verwijderen, toch zijn zij koppig en houden vast aan hun (tirannie) overtreding, lopen blind rond.
Faccirooji aarabeeji:
وَلَقَدۡ أَخَذۡنَٰهُم بِٱلۡعَذَابِ فَمَا ٱسۡتَكَانُواْ لِرَبِّهِمۡ وَمَا يَتَضَرَّعُونَ
76. En voorwaar, Wij grepen hen met bestraffing, maar zij stelden zichzelf niet nederig op voor hun Heer noch riepen zij (Allah) aan in onderwerping aan Hem.
Faccirooji aarabeeji:
حَتَّىٰٓ إِذَا فَتَحۡنَا عَلَيۡهِم بَابٗا ذَا عَذَابٖ شَدِيدٍ إِذَا هُمۡ فِيهِ مُبۡلِسُونَ
77. Tot Wij een poort van zware bestraffing voor hen openden en zie! Zij worden in de vernietiging gestort met diepe spijt, berouw en wanhoop.
Faccirooji aarabeeji:
وَهُوَ ٱلَّذِيٓ أَنشَأَ لَكُمُ ٱلسَّمۡعَ وَٱلۡأَبۡصَٰرَ وَٱلۡأَفۡـِٔدَةَۚ قَلِيلٗا مَّا تَشۡكُرُونَ
78. Hij is het, Die voor jullie het gehoor, gezicht en het hart geschapen heeft. Jullie danken slechts weinig.
Faccirooji aarabeeji:
وَهُوَ ٱلَّذِي ذَرَأَكُمۡ فِي ٱلۡأَرۡضِ وَإِلَيۡهِ تُحۡشَرُونَ
79. En Hij is het Die jullie op aarde geschapen heeft en tot Hem zullen jullie verzameld worden.
Faccirooji aarabeeji:
وَهُوَ ٱلَّذِي يُحۡيِۦ وَيُمِيتُ وَلَهُ ٱخۡتِلَٰفُ ٱلَّيۡلِ وَٱلنَّهَارِۚ أَفَلَا تَعۡقِلُونَ
80. En Hij is het Die het leven geeft en de dood veroorzaakt, en aan Hem is de afwisseling van de nacht en de dag. Zullen jullie het dan niet begrijpen?
Faccirooji aarabeeji:
بَلۡ قَالُواْ مِثۡلَ مَا قَالَ ٱلۡأَوَّلُونَ
81. Nee, maar zij zeggen hetzelfde als wat de mensen van vroeger zeiden.
Faccirooji aarabeeji:
قَالُوٓاْ أَءِذَا مِتۡنَا وَكُنَّا تُرَابٗا وَعِظَٰمًا أَءِنَّا لَمَبۡعُوثُونَ
82. Zij zeiden: “Als wij dood zijn en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen wij dan echt herrezen worden?
Faccirooji aarabeeji:
لَقَدۡ وُعِدۡنَا نَحۡنُ وَءَابَآؤُنَا هَٰذَا مِن قَبۡلُ إِنۡ هَٰذَآ إِلَّآ أَسَٰطِيرُ ٱلۡأَوَّلِينَ
83. Waarlijk, dit is ons beloofd, ons en onze vaders voor (ons)! Dit zijn slechts de verhalen van de ouderen!”
Faccirooji aarabeeji:
قُل لِّمَنِ ٱلۡأَرۡضُ وَمَن فِيهَآ إِن كُنتُمۡ تَعۡلَمُونَ
84. Zeg: “Aan wie behoort de aarde toe en wat zich daarin bevindt toe? Als jullie het maar weten!”
Faccirooji aarabeeji:
سَيَقُولُونَ لِلَّهِۚ قُلۡ أَفَلَا تَذَكَّرُونَ
85. Zij zullen zeggen: “Het is van Allah!” Zeg: “Zullen jullie daar dan niet aan denken?”
Faccirooji aarabeeji:
قُلۡ مَن رَّبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ ٱلسَّبۡعِ وَرَبُّ ٱلۡعَرۡشِ ٱلۡعَظِيمِ
86. Zeg: “Wie is (de) Heer van de zeven hemelen en (de) Heer van de geweldige troon?”
Faccirooji aarabeeji:
سَيَقُولُونَ لِلَّهِۚ قُلۡ أَفَلَا تَتَّقُونَ
87. Zij zullen zeggen: ”Allah.” Zeg: “Zullen jullie Allah dan niet vrezen?”
Faccirooji aarabeeji:
قُلۡ مَنۢ بِيَدِهِۦ مَلَكُوتُ كُلِّ شَيۡءٖ وَهُوَ يُجِيرُ وَلَا يُجَارُ عَلَيۡهِ إِن كُنتُمۡ تَعۡلَمُونَ
88. Zeg: “In wiens handen is de heerschappij van alles. En Hij beschermt (alles) terwijl er tegen Hem geen beschermer is als jullie weten.”
Faccirooji aarabeeji:
سَيَقُولُونَ لِلَّهِۚ قُلۡ فَأَنَّىٰ تُسۡحَرُونَ
89. Zij zullen zeggen: “ (Alles behoort) aan Allah.” Zeg: “Hoe komt het dan dat jullie bedrogen zijn en je van de waarheid afkeren?”
Faccirooji aarabeeji:
بَلۡ أَتَيۡنَٰهُم بِٱلۡحَقِّ وَإِنَّهُمۡ لَكَٰذِبُونَ
90. Nee, maar Wij hebben hen de waarheid gebracht en waarlijk zij zijn leugenaars.
Faccirooji aarabeeji:
مَا ٱتَّخَذَ ٱللَّهُ مِن وَلَدٖ وَمَا كَانَ مَعَهُۥ مِنۡ إِلَٰهٍۚ إِذٗا لَّذَهَبَ كُلُّ إِلَٰهِۭ بِمَا خَلَقَ وَلَعَلَا بَعۡضُهُمۡ عَلَىٰ بَعۡضٖۚ سُبۡحَٰنَ ٱللَّهِ عَمَّا يَصِفُونَ
91. Geen zoon heeft Allah genomen noch is er een andere god naast Hem; dan zou iedere god weggenomen hebben wat hij geschapen had en sommigen zouden geprobeerd hebben anderen te overwinnen! Verheerlijkt is Allah boven al wat zij Hem hebben toegekend!
Faccirooji aarabeeji:
عَٰلِمِ ٱلۡغَيۡبِ وَٱلشَّهَٰدَةِ فَتَعَٰلَىٰ عَمَّا يُشۡرِكُونَ
92. Alwetende van het onwaarneembare en het waarneembare! Verheven is Hij over alles wat zij Hem als deelgenoten toegekend hebben!
Faccirooji aarabeeji:
قُل رَّبِّ إِمَّا تُرِيَنِّي مَا يُوعَدُونَ
93. Zeg: “Mijn Heer! Als U mij laat zien waarmee zij bedreigd worden, -
Faccirooji aarabeeji:
رَبِّ فَلَا تَجۡعَلۡنِي فِي ٱلۡقَوۡمِ ٱلظَّٰلِمِينَ
94. Mijn Heer! (Red mij) dan en plaats mij niet tussen de mensen die onrechtvaardig zijn."
Faccirooji aarabeeji:
وَإِنَّا عَلَىٰٓ أَن نُّرِيَكَ مَا نَعِدُهُمۡ لَقَٰدِرُونَ
95. En voorwaar, Wij zijn in staat om jou te laten zien waarmee Wij hen bedreigd hebben.
Faccirooji aarabeeji:
ٱدۡفَعۡ بِٱلَّتِي هِيَ أَحۡسَنُ ٱلسَّيِّئَةَۚ نَحۡنُ أَعۡلَمُ بِمَا يَصِفُونَ
96. Weer het kwaad af met dat wat beter is. Wij weten het best wat zijn toeschrijven.
Faccirooji aarabeeji:
وَقُل رَّبِّ أَعُوذُ بِكَ مِنۡ هَمَزَٰتِ ٱلشَّيَٰطِينِ
97. En zeg: “Mijn Heer, ik zoek mijn toevlucht bij U tegen de influisteringen van de duivels.
Faccirooji aarabeeji:
وَأَعُوذُ بِكَ رَبِّ أَن يَحۡضُرُونِ
98. En ik zoek toevlucht bij U, mijn Heer! Opdat zij mij niet (met hun slechtheden) zullen naderen (tijdens mijn handelingen).”
Faccirooji aarabeeji:
حَتَّىٰٓ إِذَا جَآءَ أَحَدَهُمُ ٱلۡمَوۡتُ قَالَ رَبِّ ٱرۡجِعُونِ
99. Maar wanneer de dood tot één van hen komt, zegt hij: “Mijn Heer! Laat mij terugkeren[1].
[1]Ieder heeft als enige wens om terug te keren naar de wereld om goede daden te doen, de profeet te volgen, laten wij dat dan nu al doen zodat we het graf ingaan met een goede voorbereiding.
Faccirooji aarabeeji:
لَعَلِّيٓ أَعۡمَلُ صَٰلِحٗا فِيمَا تَرَكۡتُۚ كَلَّآۚ إِنَّهَا كَلِمَةٌ هُوَ قَآئِلُهَاۖ وَمِن وَرَآئِهِم بَرۡزَخٌ إِلَىٰ يَوۡمِ يُبۡعَثُونَ
100. Zodat ik goede daden (denk aan kennis op doen over het geloof, vervolgens erna handelen met hart en ledematen, tauwbah, ect) kan doen in datgene wat ik heb achtergelaten!” Nee! Het is slechts een woord dat hij spreekt, en achter hem een barrière tot de Dag dat zij zullen herrijzen.
Faccirooji aarabeeji:
فَإِذَا نُفِخَ فِي ٱلصُّورِ فَلَآ أَنسَابَ بَيۡنَهُمۡ يَوۡمَئِذٖ وَلَا يَتَسَآءَلُونَ
101. Dan, als de bazuin geblazen wordt, zal er geen verwantschap meer zijn onder hen op die Dag noch zullen zij elkander vragen.
Faccirooji aarabeeji:
فَمَن ثَقُلَتۡ مَوَٰزِينُهُۥ فَأُوْلَٰٓئِكَ هُمُ ٱلۡمُفۡلِحُونَ
102. Degenen wiens weegschalen zwaar zijn (alles waar Allah van houdt zowel door daden met het hart en de ledenmaten) zij zijn de geslaagden.
Faccirooji aarabeeji:
وَمَنۡ خَفَّتۡ مَوَٰزِينُهُۥ فَأُوْلَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ خَسِرُوٓاْ أَنفُسَهُمۡ فِي جَهَنَّمَ خَٰلِدُونَ
103. En zij wiens weegschalen licht zijn – zij zijn degenen die zichzelf verloren hebben, in de hel zullen zij verblijven.
Faccirooji aarabeeji:
تَلۡفَحُ وُجُوهَهُمُ ٱلنَّارُ وَهُمۡ فِيهَا كَٰلِحُونَ
104. Het vuur zal hun gezichten verbranden en daarin zullen zij betrokken gezichten hebben (bescherm daarom jouw gezicht van zondes, want zo bescherm je jouw gezicht.)
Faccirooji aarabeeji:
أَلَمۡ تَكُنۡ ءَايَٰتِي تُتۡلَىٰ عَلَيۡكُمۡ فَكُنتُم بِهَا تُكَذِّبُونَ
105. Werden niet Mijn verzen aan jullie gereciteerd, en hebben jullie die niet verloochend?
Faccirooji aarabeeji:
قَالُواْ رَبَّنَا غَلَبَتۡ عَلَيۡنَا شِقۡوَتُنَا وَكُنَّا قَوۡمٗا ضَآلِّينَ
106. Zij zullen zeggen: “Onze Heer! Onze slechtheid (van onze nafs) heeft ons overwonnen en wij waren een dwalend volk.
Faccirooji aarabeeji:
رَبَّنَآ أَخۡرِجۡنَا مِنۡهَا فَإِنۡ عُدۡنَا فَإِنَّا ظَٰلِمُونَ
107. Onze Heer! haal ons hier uit; als wij dan ooit weer naar het slechte terugkeren, dan zijn wij zeker onrechtvaardigen.” (zoals zij ook onzin spraken tijdens hun leven, doen ze dat ook in de hel).
Faccirooji aarabeeji:
قَالَ ٱخۡسَـُٔواْ فِيهَا وَلَا تُكَلِّمُونِ
108. Allah zal zeggen: "Verblijf daarin, en spreek niet tot Mij!”
Faccirooji aarabeeji:
إِنَّهُۥ كَانَ فَرِيقٞ مِّنۡ عِبَادِي يَقُولُونَ رَبَّنَآ ءَامَنَّا فَٱغۡفِرۡ لَنَا وَٱرۡحَمۡنَا وَأَنتَ خَيۡرُ ٱلرَّٰحِمِينَ
109. Waarlijk! Er was een deel van Mijn dienaren die plachten te zeggen: “Onze Heer! Wij geloven, vergeef ons en wees ons genadig met ons, want U bent de beste onder de barmhartigen”
Faccirooji aarabeeji:
فَٱتَّخَذۡتُمُوهُمۡ سِخۡرِيًّا حَتَّىٰٓ أَنسَوۡكُمۡ ذِكۡرِي وَكُنتُم مِّنۡهُمۡ تَضۡحَكُونَ
110. Maar jullie hielden hen voor de gek, en wel zo veel dat jullie Mij vergaten te gedenken (denk aan de plichten, en het vallen in zondes zonder berouw te tonen) terwijl jullie om hen lachten!
Faccirooji aarabeeji:
إِنِّي جَزَيۡتُهُمُ ٱلۡيَوۡمَ بِمَا صَبَرُوٓاْ أَنَّهُمۡ هُمُ ٱلۡفَآئِزُونَ
111. Waarlijk! Deze Dag heb Ik hen voor hen geduld beloond, zij zijn zeker degenen die geslaagd zijn.
Faccirooji aarabeeji:
قَٰلَ كَمۡ لَبِثۡتُمۡ فِي ٱلۡأَرۡضِ عَدَدَ سِنِينَ
112. Allah zal zeggen: “Hoeveel jaren brachten jullie door op aarde" [1]?
[1]Waarvan sommige op aarde en andere in jullie graven.
Faccirooji aarabeeji:
قَالُواْ لَبِثۡنَا يَوۡمًا أَوۡ بَعۡضَ يَوۡمٖ فَسۡـَٔلِ ٱلۡعَآدِّينَ
113. (Vertwijfeld) zullen zij zeggen: “Wij verbleven (daar) een dag... Of was het een gedeelte van de dag? Vraag het aan (de engelen) die (onze daden tot in het kleinste detail) bijhielden.”
Faccirooji aarabeeji:
قَٰلَ إِن لَّبِثۡتُمۡ إِلَّا قَلِيلٗاۖ لَّوۡ أَنَّكُمۡ كُنتُمۡ تَعۡلَمُونَ
114. (Allah zal zeggen): “(In verhouding tot jullie verblijf in de hel) was jullie verblijf (op en in de aarde) maar van korte duur. Hadden jullie dat maar geweten!”
Faccirooji aarabeeji:
أَفَحَسِبۡتُمۡ أَنَّمَا خَلَقۡنَٰكُمۡ عَبَثٗا وَأَنَّكُمۡ إِلَيۡنَا لَا تُرۡجَعُونَ
115. Denken jullie (nou echt) dat Wij jullie (zomaar) hebben geschapen zodat (jullie jezelf in onachtzaamheid) kunnen vermaken, zonder dat jullie niet tot ons zullen terugkeren?”
Faccirooji aarabeeji:
فَتَعَٰلَى ٱللَّهُ ٱلۡمَلِكُ ٱلۡحَقُّۖ لَآ إِلَٰهَ إِلَّا هُوَ رَبُّ ٱلۡعَرۡشِ ٱلۡكَرِيمِ
116. Verheven is Allah (boven deze misvatting), de ware koning. Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Hij, de Heer van de verheven troon!
Faccirooji aarabeeji:
وَمَن يَدۡعُ مَعَ ٱللَّهِ إِلَٰهًا ءَاخَرَ لَا بُرۡهَٰنَ لَهُۥ بِهِۦ فَإِنَّمَا حِسَابُهُۥ عِندَ رَبِّهِۦٓۚ إِنَّهُۥ لَا يُفۡلِحُ ٱلۡكَٰفِرُونَ
117. En ieder die een andere god naast Allah aanroept waarvan hij geen bewijs heeft, zijn afrekening is slechts bij zijn Heer. Zeker! De ongelovigen zullen niet slagen.
Faccirooji aarabeeji:
وَقُل رَّبِّ ٱغۡفِرۡ وَٱرۡحَمۡ وَأَنتَ خَيۡرُ ٱلرَّٰحِمِينَ
118. En zeg: “Mijn Heer! Vergeef en heb genade, want U bent de beste die genade toont!”
Faccirooji aarabeeji:
 
Firo maanaaji Simoore: Simoore goongɗinɓe
Tippudi cimooje Tonngoode hello ngoo
 
Firo maanaaji al-quraan tedduɗo oo - Firo olanndiiwo - Tippudi firooji ɗii

Firo maanaaji al-quraan e ɗemngal olannda

Uddude