ការបកប្រែអត្ថន័យ ជំពូក​ ហ៊ូទ - ការបកប្រែជាភាសាហូឡង់ - មជ្ឈមណ្ឌលបកប្រែរ៉ូវ៉ាទ - លេខ​ទំព័រ 222 - សព្វវចនាធិប្បាយនៃគម្ពីគួរអាន

អាយ៉ាត់: 6

۞ وَمَا مِن دَآبَّةٖ فِي ٱلۡأَرۡضِ إِلَّا عَلَى ٱللَّهِ رِزۡقُهَا وَيَعۡلَمُ مُسۡتَقَرَّهَا وَمُسۡتَوۡدَعَهَاۚ كُلّٞ فِي كِتَٰبٖ مُّبِينٖ

6. En er is geen levend wezen op aarde of aan Allah is zijn onderhoud gegarandeerd! En Hij kent hun bewaarplaats en hun verblijfplaats, alles is in een duidelijk Boek.

អាយ៉ាត់: 7

وَهُوَ ٱلَّذِي خَلَقَ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضَ فِي سِتَّةِ أَيَّامٖ وَكَانَ عَرۡشُهُۥ عَلَى ٱلۡمَآءِ لِيَبۡلُوَكُمۡ أَيُّكُمۡ أَحۡسَنُ عَمَلٗاۗ وَلَئِن قُلۡتَ إِنَّكُم مَّبۡعُوثُونَ مِنۢ بَعۡدِ ٱلۡمَوۡتِ لَيَقُولَنَّ ٱلَّذِينَ كَفَرُوٓاْ إِنۡ هَٰذَآ إِلَّا سِحۡرٞ مُّبِينٞ

7. En het is Hij Die de hemelen en de aarde heeft geschapen in zes dagen, en (voordien) bevond Zijn troon zich boven het water, opdat Hij jullie kan testen wie uitblinkt in (gehoorzame) daden (omwille van Allah). Maar als je tegen hen (de niet gelovigen) zegt: “Jullie zullen zeker na de dood herrezen worden,” degenen die ongelovig zijn zouden zeker zeggen: “Dit is niets anders dan duidelijke toverij.”

អាយ៉ាត់: 8

وَلَئِنۡ أَخَّرۡنَا عَنۡهُمُ ٱلۡعَذَابَ إِلَىٰٓ أُمَّةٖ مَّعۡدُودَةٖ لَّيَقُولُنَّ مَا يَحۡبِسُهُۥٓۗ أَلَا يَوۡمَ يَأۡتِيهِمۡ لَيۡسَ مَصۡرُوفًا عَنۡهُمۡ وَحَاقَ بِهِم مَّا كَانُواْ بِهِۦ يَسۡتَهۡزِءُونَ

8. En als Wij de bestraffing van hen tot een bepaalde periode uitstellen dan zullen zij zeker zeggen: “Wat houdt het tegen?” Waarlijk, op de Dag zal het hen bereiken, niets zal het van hen afhouden, en zij zullen omringd worden door datgene waarover zij spotten!

អាយ៉ាត់: 9

وَلَئِنۡ أَذَقۡنَا ٱلۡإِنسَٰنَ مِنَّا رَحۡمَةٗ ثُمَّ نَزَعۡنَٰهَا مِنۡهُ إِنَّهُۥ لَيَـُٔوسٞ كَفُورٞ

9. En als Wij de mens van de genade van Ons laten proeven en het dan van hem wegnemen, waarlijk! Hij is wanhopig, ondankbaar.

អាយ៉ាត់: 10

وَلَئِنۡ أَذَقۡنَٰهُ نَعۡمَآءَ بَعۡدَ ضَرَّآءَ مَسَّتۡهُ لَيَقُولَنَّ ذَهَبَ ٱلسَّيِّـَٔاتُ عَنِّيٓۚ إِنَّهُۥ لَفَرِحٞ فَخُورٌ

10. Maar als Wij hem een gunst laten proeven nadat tegenspoed hem trof dan zal hij zeker zeggen: “Het kwaad is bij mij weggegaan.” Zeker hij is verblijd (met zichzelf) en hooghartig.

អាយ៉ាត់: 11

إِلَّا ٱلَّذِينَ صَبَرُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّٰلِحَٰتِ أُوْلَٰٓئِكَ لَهُم مَّغۡفِرَةٞ وَأَجۡرٞ كَبِيرٞ

11. Behalve degenen die geduld betonen en goede daden verrichten voor hen zal er vergiffenis zijn en een grote beloning.

អាយ៉ាត់: 12

فَلَعَلَّكَ تَارِكُۢ بَعۡضَ مَا يُوحَىٰٓ إِلَيۡكَ وَضَآئِقُۢ بِهِۦ صَدۡرُكَ أَن يَقُولُواْ لَوۡلَآ أُنزِلَ عَلَيۡهِ كَنزٌ أَوۡ جَآءَ مَعَهُۥ مَلَكٌۚ إِنَّمَآ أَنتَ نَذِيرٞۚ وَٱللَّهُ عَلَىٰ كُلِّ شَيۡءٖ وَكِيلٌ

12. Maar wellicht zou jij een deel van wat er aan jou geopenbaard is opgeven en wordt jouw borst daardoor vernauwd omdat zij zeggen: “Waarom is er voor hem geen schat naar beneden gezonden of een engel gekomen?” Maar jij bent slechts een waarschuwer. En Allah is voogd van alle zaken.