പരിഭാഷ അദ്ധ്യായം സൂറത്ത് മർയം - الترجمة الهولندية - വിശുദ്ധ ഖുർആൻ വിജ്ഞാനകോശം

Soerat Marjam ( Maria)

ആയത്ത്: 1

كٓهيعٓصٓ

1. Kaf, Ha, Ya, Ain, Sad.

ആയത്ത്: 2

ذِكۡرُ رَحۡمَتِ رَبِّكَ عَبۡدَهُۥ زَكَرِيَّآ

2. (Dit is) een herinnering van genade van jouw Heer aan Zijn dienaar Zakariyyaa.

ആയത്ത്: 3

إِذۡ نَادَىٰ رَبَّهُۥ نِدَآءً خَفِيّٗا

3. Toen hij zijn Heer riep – een roep in stilte.

ആയത്ത്: 4

قَالَ رَبِّ إِنِّي وَهَنَ ٱلۡعَظۡمُ مِنِّي وَٱشۡتَعَلَ ٱلرَّأۡسُ شَيۡبٗا وَلَمۡ أَكُنۢ بِدُعَآئِكَ رَبِّ شَقِيّٗا

4. (Zakariyya) zei: “Mijn Heer! (door ouderdom) zijn mijn botten zwak (en broos) geworden en (bewijs hiervoor is) het grijs haar dat zich over mijn hoofd heeft uitgespreid. En nooit ben ik ongezegend geweest in mijn aanroepingen tot U, o mijn Heer!

ആയത്ത്: 5

وَإِنِّي خِفۡتُ ٱلۡمَوَٰلِيَ مِن وَرَآءِي وَكَانَتِ ٱمۡرَأَتِي عَاقِرٗا فَهَبۡ لِي مِن لَّدُنكَ وَلِيّٗا

5. En Waarlijk! Ik vrees voor het nageslacht na mij want mijn vrouw is onvruchtbaar. Dus geef mij van Uzelf een erfgenaam.

ആയത്ത്: 6

يَرِثُنِي وَيَرِثُ مِنۡ ءَالِ يَعۡقُوبَۖ وَٱجۡعَلۡهُ رَبِّ رَضِيّٗا

6. Wie zal mij beërven (in kennis en profeetschap) en (ook) het nageslacht van Yacoeb beërven. En maak hem, mijn Heer, iemand waar U tevreden mee bent.

ആയത്ത്: 7

يَٰزَكَرِيَّآ إِنَّا نُبَشِّرُكَ بِغُلَٰمٍ ٱسۡمُهُۥ يَحۡيَىٰ لَمۡ نَجۡعَل لَّهُۥ مِن قَبۡلُ سَمِيّٗا

7. “O Zakariyyaa Waarlijk, Wij geven jou het goede nieuws van een zoon, zijn naam zal Jahya zijn. Wij hebben deze naam aan geen voor (hem) gegeven.”

ആയത്ത്: 8

قَالَ رَبِّ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَٰمٞ وَكَانَتِ ٱمۡرَأَتِي عَاقِرٗا وَقَدۡ بَلَغۡتُ مِنَ ٱلۡكِبَرِ عِتِيّٗا

8. Hij zei: “Mijn Heer! Hoe kan ik een zoon krijgen als mijn vrouw onvruchtbaar is en ik al een bijzonder hoge leeftijd heb behaald.”

ആയത്ത്: 9

قَالَ كَذَٰلِكَ قَالَ رَبُّكَ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٞ وَقَدۡ خَلَقۡتُكَ مِن قَبۡلُ وَلَمۡ تَكُ شَيۡـٔٗا

9. Hij zei: “Zo (zal het zijn). Jouw Heer zegt: “Het is gemakkelijk voor Mij. Zeker, Ik heb jou eerder geschapen, toen je niets was!”

ആയത്ത്: 10

قَالَ رَبِّ ٱجۡعَل لِّيٓ ءَايَةٗۖ قَالَ ءَايَتُكَ أَلَّا تُكَلِّمَ ٱلنَّاسَ ثَلَٰثَ لَيَالٖ سَوِيّٗا

10. Zakariyyaa zei: “Mijn Heer! Geef mij een teken.” Hij zei: “Jouw teken is dat je gedurende drie nachten niet tegen de mensheid zal spreken, hoewel jij geen lichamelijk gebrek hebt.”

ആയത്ത്: 11

فَخَرَجَ عَلَىٰ قَوۡمِهِۦ مِنَ ٱلۡمِحۡرَابِ فَأَوۡحَىٰٓ إِلَيۡهِمۡ أَن سَبِّحُواْ بُكۡرَةٗ وَعَشِيّٗا

11. Toen kwam hij van zijn gebedsruimte naar buiten, hij vertelde tot zijn volk door middel van tekens Allah lofprijzingen in de ochtend en de namiddag te verheerlijken.

ആയത്ത്: 12

يَٰيَحۡيَىٰ خُذِ ٱلۡكِتَٰبَ بِقُوَّةٖۖ وَءَاتَيۡنَٰهُ ٱلۡحُكۡمَ صَبِيّٗا

12. “O, Yahya! Houd je stevig aan het Boek vast.” En Wij gaven hem wijsheid toen hij nog een kind was.

ആയത്ത്: 13

وَحَنَانٗا مِّن لَّدُنَّا وَزَكَوٰةٗۖ وَكَانَ تَقِيّٗا

13. En (maakte hem) geliefd bij de mensen als een gunst van Ons en zuiver van zonden en hij was rechtgeleid.

ആയത്ത്: 14

وَبَرَّۢا بِوَٰلِدَيۡهِ وَلَمۡ يَكُن جَبَّارًا عَصِيّٗا

14. En goed voor zijn ouders en hij was noch arrogant noch ongehoorzaam.

ആയത്ത്: 15

وَسَلَٰمٌ عَلَيۡهِ يَوۡمَ وُلِدَ وَيَوۡمَ يَمُوتُ وَيَوۡمَ يُبۡعَثُ حَيّٗا

15. En vrede zij met hem op de dag dat hij geboren was, de dag dat hij sterft en de dag dat hij weer tot leven wordt opgeroepen.

ആയത്ത്: 16

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ مَرۡيَمَ إِذِ ٱنتَبَذَتۡ مِنۡ أَهۡلِهَا مَكَانٗا شَرۡقِيّٗا

16. En noem in het Boek (het verhaal van) Maryam, terwijl zij zich in afzondering van haar familie terugtrok op een plaats die naar het oosten gericht was.

ആയത്ത്: 17

فَٱتَّخَذَتۡ مِن دُونِهِمۡ حِجَابٗا فَأَرۡسَلۡنَآ إِلَيۡهَا رُوحَنَا فَتَمَثَّلَ لَهَا بَشَرٗا سَوِيّٗا

17. Zij plaatste een scherm (om zichzelf) van hen (af te schermen); toen stuurden Wij haar Onze engel Jibriel en hij verscheen voor haar in de vorm van man met al zijn uiterlijke kenmerken.

ആയത്ത്: 18

قَالَتۡ إِنِّيٓ أَعُوذُ بِٱلرَّحۡمَٰنِ مِنكَ إِن كُنتَ تَقِيّٗا

18. Zij zei: “Waarlijk! Ik zoek mijn toevlucht bij de meest genadevolle (Allah) tegen jou, als je Allah inderdaad vreest.”

ആയത്ത്: 19

قَالَ إِنَّمَآ أَنَا۠ رَسُولُ رَبِّكِ لِأَهَبَ لَكِ غُلَٰمٗا زَكِيّٗا

19. (De engel) zei: “Ik ben slechts een boodschapper van jouw Heer (om) voor jou de gave van een rechtgeleide zoon (aan te kondigen).”

ആയത്ത്: 20

قَالَتۡ أَنَّىٰ يَكُونُ لِي غُلَٰمٞ وَلَمۡ يَمۡسَسۡنِي بَشَرٞ وَلَمۡ أَكُ بَغِيّٗا

20. Zij zei: “Hoe kan ik een zoon hebben wanneer geen man mij aangeraakt heeft of ik onkuis ben?”

ആയത്ത്: 21

قَالَ كَذَٰلِكِ قَالَ رَبُّكِ هُوَ عَلَيَّ هَيِّنٞۖ وَلِنَجۡعَلَهُۥٓ ءَايَةٗ لِّلنَّاسِ وَرَحۡمَةٗ مِّنَّاۚ وَكَانَ أَمۡرٗا مَّقۡضِيّٗا

21. Hij zei: “Zo (zal het zijn), jouw Heer zei: “Dat is gemakkelijk voor Mij: “En (Wij wensen) dat hij als een teken voor de mensheid wordt aangewezen en een genade van Ons en het is een zaak die (reeds) besloten is.

ആയത്ത്: 22

۞ فَحَمَلَتۡهُ فَٱنتَبَذَتۡ بِهِۦ مَكَانٗا قَصِيّٗا

22. Zo werd ze zwanger en zij trok zich terug naar een verre plaats.

ആയത്ത്: 23

فَأَجَآءَهَا ٱلۡمَخَاضُ إِلَىٰ جِذۡعِ ٱلنَّخۡلَةِ قَالَتۡ يَٰلَيۡتَنِي مِتُّ قَبۡلَ هَٰذَا وَكُنتُ نَسۡيٗا مَّنسِيّٗا

23. En de pijnen van de baring dreven haar naar de stam van een palmboom. Zij zei: “Ik wou dat ik hiervoor reeds gestorven was en dat ik totaal vergeten was en uit het gezicht!”

ആയത്ത്: 24

فَنَادَىٰهَا مِن تَحۡتِهَآ أَلَّا تَحۡزَنِي قَدۡ جَعَلَ رَبُّكِ تَحۡتَكِ سَرِيّٗا

24. Toen riep (de baby Isa) van onder haar, zeggende: “Treur niet! Jouw Heer heeft er voor gezorgd dat er een waterstroom onder jou loopt;

ആയത്ത്: 25

وَهُزِّيٓ إِلَيۡكِ بِجِذۡعِ ٱلنَّخۡلَةِ تُسَٰقِطۡ عَلَيۡكِ رُطَبٗا جَنِيّٗا

25. En schud de stam van de palmboom naar je toe, het zal verse rijpe dadels op jou laten vallen.

ആയത്ത്: 26

فَكُلِي وَٱشۡرَبِي وَقَرِّي عَيۡنٗاۖ فَإِمَّا تَرَيِنَّ مِنَ ٱلۡبَشَرِ أَحَدٗا فَقُولِيٓ إِنِّي نَذَرۡتُ لِلرَّحۡمَٰنِ صَوۡمٗا فَلَنۡ أُكَلِّمَ ٱلۡيَوۡمَ إِنسِيّٗا

26. Eet en drink dus en wees blij (de geboorte van jouw kind) en als je een mens ziet zeg dan: “Waarlijk! Ik heb een belofte aan de meest barmhartige afgelegd om te zwijgen daarom zal ik dus deze dag tegen geen enkel mens spreken.”

ആയത്ത്: 27

فَأَتَتۡ بِهِۦ قَوۡمَهَا تَحۡمِلُهُۥۖ قَالُواْ يَٰمَرۡيَمُ لَقَدۡ جِئۡتِ شَيۡـٔٗا فَرِيّٗا

27. Toen bracht zij hem (de baby) naar haar volk, hem dragend. Zij zeiden: “O, Maryam! Voorwaar jij hebt een ongehoord machtige zaak gebracht.

ആയത്ത്: 28

يَٰٓأُخۡتَ هَٰرُونَ مَا كَانَ أَبُوكِ ٱمۡرَأَ سَوۡءٖ وَمَا كَانَتۡ أُمُّكِ بَغِيّٗا

28. O, zuster van Haaron! Jouw vader was geen man die overspel pleegde noch was je moeder een onkuise vrouw.”

ആയത്ത്: 29

فَأَشَارَتۡ إِلَيۡهِۖ قَالُواْ كَيۡفَ نُكَلِّمُ مَن كَانَ فِي ٱلۡمَهۡدِ صَبِيّٗا

29. Toen wees zij naar hem. Zij zeiden: “Hoe kunnen wij met iemand praten die nog een kind in de wieg is?”

ആയത്ത്: 30

قَالَ إِنِّي عَبۡدُ ٱللَّهِ ءَاتَىٰنِيَ ٱلۡكِتَٰبَ وَجَعَلَنِي نَبِيّٗا

30. Hij (Isa) zei: “Waarlijk! Ik ben een dienaar van Allah. Hij heeft mij het Boek gegeven en mij tot profeet gemaakt.

ആയത്ത്: 31

وَجَعَلَنِي مُبَارَكًا أَيۡنَ مَا كُنتُ وَأَوۡصَٰنِي بِٱلصَّلَوٰةِ وَٱلزَّكَوٰةِ مَا دُمۡتُ حَيّٗا

31. En Hij heeft mij waar ik ook ben, gezegend en heeft mij het gebed en de Zakat opgelegd, zolang ik leef.

ആയത്ത്: 32

وَبَرَّۢا بِوَٰلِدَتِي وَلَمۡ يَجۡعَلۡنِي جَبَّارٗا شَقِيّٗا

32. En goed voor mijn moeder en heeft mij niet arrogant, ellendig maakt.

ആയത്ത്: 33

وَٱلسَّلَٰمُ عَلَيَّ يَوۡمَ وُلِدتُّ وَيَوۡمَ أَمُوتُ وَيَوۡمَ أُبۡعَثُ حَيّٗا

33. En vrede zij met mij op de dag dat ik geboren ben en de dag dat ik sterf en de dag dat ik weer tot leven zou worden gemaakt!”

ആയത്ത്: 34

ذَٰلِكَ عِيسَى ٱبۡنُ مَرۡيَمَۖ قَوۡلَ ٱلۡحَقِّ ٱلَّذِي فِيهِ يَمۡتَرُونَ

34. Dat is Isa, de zoon van Maryam, (het is) een uiting van waarheid waarover zij twijfelen.

ആയത്ത്: 35

مَا كَانَ لِلَّهِ أَن يَتَّخِذَ مِن وَلَدٖۖ سُبۡحَٰنَهُۥٓۚ إِذَا قَضَىٰٓ أَمۡرٗا فَإِنَّمَا يَقُولُ لَهُۥ كُن فَيَكُونُ

35. Het past Allah niet om een zoon te nemen. Verheerlijkt (en verheven is Hij boven alles was zij met Hem verenigen). Wanneer Hij tot iets besluit, zegt Hij slechts tegen het: “Wees” en het is.

ആയത്ത്: 36

وَإِنَّ ٱللَّهَ رَبِّي وَرَبُّكُمۡ فَٱعۡبُدُوهُۚ هَٰذَا صِرَٰطٞ مُّسۡتَقِيمٞ

36. (Isa zei): “En waarlijk Allah is mijn Heer en jullie Heer. Aanbid Hem dus (alleen). Dat is het rechte pad.

ആയത്ത്: 37

فَٱخۡتَلَفَ ٱلۡأَحۡزَابُ مِنۢ بَيۡنِهِمۡۖ فَوَيۡلٞ لِّلَّذِينَ كَفَرُواْ مِن مَّشۡهَدِ يَوۡمٍ عَظِيمٍ

37. Toen verschilden de sekten van mening, wee dus voor de ongeloven van de ontmoeting van een Grote Dag.

ആയത്ത്: 38

أَسۡمِعۡ بِهِمۡ وَأَبۡصِرۡ يَوۡمَ يَأۡتُونَنَا لَٰكِنِ ٱلظَّٰلِمُونَ ٱلۡيَوۡمَ فِي ضَلَٰلٖ مُّبِينٖ

38. Hoe duidelijk zullen zij zien en horen, de Dag wanneer zij voor Ons zullen verschijnen! Maar de onrechtvaardigen hebben zich vandaag duidelijk vergist.

ആയത്ത്: 39

وَأَنذِرۡهُمۡ يَوۡمَ ٱلۡحَسۡرَةِ إِذۡ قُضِيَ ٱلۡأَمۡرُ وَهُمۡ فِي غَفۡلَةٖ وَهُمۡ لَا يُؤۡمِنُونَ

39. En waarschuw hen voor de Dag van droefheid en spijt, als over hun zaak besloten wordt, terwijl zij (nu) achteloos zijn en zij geloven niet.

ആയത്ത്: 40

إِنَّا نَحۡنُ نَرِثُ ٱلۡأَرۡضَ وَمَنۡ عَلَيۡهَا وَإِلَيۡنَا يُرۡجَعُونَ

40. Waarlijk! Wij zullen de aarde en alles wat daar op is beërven. En tot Ons zullen zij allen terugkeren.

ആയത്ത്: 41

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ إِبۡرَٰهِيمَۚ إِنَّهُۥ كَانَ صِدِّيقٗا نَّبِيًّا

41. En noem in het Boek Ibraahiem. Waarlijk! Hij was een man van de waarheid, een profeet.

ആയത്ത്: 42

إِذۡ قَالَ لِأَبِيهِ يَٰٓأَبَتِ لِمَ تَعۡبُدُ مَا لَا يَسۡمَعُ وَلَا يُبۡصِرُ وَلَا يُغۡنِي عَنكَ شَيۡـٔٗا

42. Toen hij tegen zijn vader zei: “O, mijn vader! Waarom aanbid jij datgene wat niet hoort of ziet, noch waar jij iets van krijgt?

ആയത്ത്: 43

يَٰٓأَبَتِ إِنِّي قَدۡ جَآءَنِي مِنَ ٱلۡعِلۡمِ مَا لَمۡ يَأۡتِكَ فَٱتَّبِعۡنِيٓ أَهۡدِكَ صِرَٰطٗا سَوِيّٗا

43. O, mijn vader! Waarlijk! Er is tot mij kennis gekomen die niet tot jou is gekomen. Volg mij dus. Ik zal je op het Rechte Pad leiden.

ആയത്ത്: 44

يَٰٓأَبَتِ لَا تَعۡبُدِ ٱلشَّيۡطَٰنَۖ إِنَّ ٱلشَّيۡطَٰنَ كَانَ لِلرَّحۡمَٰنِ عَصِيّٗا

44. O, mijn vader! Aanbid Sheitan niet. Waarlijk! Sheitan is een opstandige tegen de Weldadigste.

ആയത്ത്: 45

يَٰٓأَبَتِ إِنِّيٓ أَخَافُ أَن يَمَسَّكَ عَذَابٞ مِّنَ ٱلرَّحۡمَٰنِ فَتَكُونَ لِلشَّيۡطَٰنِ وَلِيّٗا

45. O mijn vader! Waarlijk! Ik vrees dat een bestraffing van de meest barmhartige jou zou treffen, zodat jij een metgezel van Sheitan wordt."

ആയത്ത്: 46

قَالَ أَرَاغِبٌ أَنتَ عَنۡ ءَالِهَتِي يَٰٓإِبۡرَٰهِيمُۖ لَئِن لَّمۡ تَنتَهِ لَأَرۡجُمَنَّكَۖ وَٱهۡجُرۡنِي مَلِيّٗا

46. Hij zei: “Verwerp jij mijn goden O, Ibraahiem? Als jij hier niet mee ophoudt zal ik je zeker stenigen. Ga dus weg van mijn veiligheid voordat ik je straf.”

ആയത്ത്: 47

قَالَ سَلَٰمٌ عَلَيۡكَۖ سَأَسۡتَغۡفِرُ لَكَ رَبِّيٓۖ إِنَّهُۥ كَانَ بِي حَفِيّٗا

47. Ibraahiem zei: “Vrede zij met jou! Ik zal voor vergiffenis van mijn Heer voor jou vragen. Waarlijk! Hij is voor mij altijd de Vrijgevigste.

ആയത്ത്: 48

وَأَعۡتَزِلُكُمۡ وَمَا تَدۡعُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَأَدۡعُواْ رَبِّي عَسَىٰٓ أَلَّآ أَكُونَ بِدُعَآءِ رَبِّي شَقِيّٗا

48. En ik zal mij van jou afkeren en van diegenen die jij naast Allah aanroept. En ik zal mijn Heer roepen; en ik hoop dat ik niet in mijn aanroepingen tot mijn Heer ongezegend moge zijn.

ആയത്ത്: 49

فَلَمَّا ٱعۡتَزَلَهُمۡ وَمَا يَعۡبُدُونَ مِن دُونِ ٱللَّهِ وَهَبۡنَا لَهُۥٓ إِسۡحَٰقَ وَيَعۡقُوبَۖ وَكُلّٗا جَعَلۡنَا نَبِيّٗا

49. Dus toen hij zich van hen afkeerde en van diegenen die zij naast Allah aanbaden. Gaven Wij hem Isaac en Yacoeb en ieder van hen maakten Wij tot profeet.

ആയത്ത്: 50

وَوَهَبۡنَا لَهُم مِّن رَّحۡمَتِنَا وَجَعَلۡنَا لَهُمۡ لِسَانَ صِدۡقٍ عَلِيّٗا

50. En Wij schonken hen uit Onze genade en Wij gaven hun waarachtige tongen.

ആയത്ത്: 51

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ مُوسَىٰٓۚ إِنَّهُۥ كَانَ مُخۡلَصٗا وَكَانَ رَسُولٗا نَّبِيّٗا

51. En noem in het Boek Moesa. Waarlijk! Hij was uitverkoren en hij was een boodschapper (en) een profeet.

ആയത്ത്: 52

وَنَٰدَيۡنَٰهُ مِن جَانِبِ ٱلطُّورِ ٱلۡأَيۡمَنِ وَقَرَّبۡنَٰهُ نَجِيّٗا

52. En Wij riepen hem van de rechterkant van de berg, en lieten hem in Onze nabijheid komen voor een gesprek met hem (Moesa).

ആയത്ത്: 53

وَوَهَبۡنَا لَهُۥ مِن رَّحۡمَتِنَآ أَخَاهُ هَٰرُونَ نَبِيّٗا

53. En Wij gaven hem door Onze genade zijn broeder Haaron (ook) een profeet .

ആയത്ത്: 54

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ إِسۡمَٰعِيلَۚ إِنَّهُۥ كَانَ صَادِقَ ٱلۡوَعۡدِ وَكَانَ رَسُولٗا نَّبِيّٗا

54. En noem in het Boek Ishmael. Waarlijk! Hij was waarachtig aan wat hij beloofd had, en hij was een boodschapper (en) een profeet.

ആയത്ത്: 55

وَكَانَ يَأۡمُرُ أَهۡلَهُۥ بِٱلصَّلَوٰةِ وَٱلزَّكَوٰةِ وَكَانَ عِندَ رَبِّهِۦ مَرۡضِيّٗا

55. Hij legde aan zijn familie en zijn volk de Salat op en de Zakat en zijn Heer was blij met hem.

ആയത്ത്: 56

وَٱذۡكُرۡ فِي ٱلۡكِتَٰبِ إِدۡرِيسَۚ إِنَّهُۥ كَانَ صِدِّيقٗا نَّبِيّٗا

56. En noem in het Boek Idris. Waarlijk! Hij was een man van de waarheid, (en) een profeet.

ആയത്ത്: 57

وَرَفَعۡنَٰهُ مَكَانًا عَلِيًّا

57. En Wij verhieven hem naar een hoge positie.

ആയത്ത്: 58

أُوْلَٰٓئِكَ ٱلَّذِينَ أَنۡعَمَ ٱللَّهُ عَلَيۡهِم مِّنَ ٱلنَّبِيِّـۧنَ مِن ذُرِّيَّةِ ءَادَمَ وَمِمَّنۡ حَمَلۡنَا مَعَ نُوحٖ وَمِن ذُرِّيَّةِ إِبۡرَٰهِيمَ وَإِسۡرَٰٓءِيلَ وَمِمَّنۡ هَدَيۡنَا وَٱجۡتَبَيۡنَآۚ إِذَا تُتۡلَىٰ عَلَيۡهِمۡ ءَايَٰتُ ٱلرَّحۡمَٰنِ خَرُّواْۤ سُجَّدٗاۤ وَبُكِيّٗا۩

58. Dat waren degenen van de profeten van het nageslacht van Adam aan wie Allah Zijn Gunsten heeft gegeven, en van degenen die Wij (in het schip) gedragen hebben met Noah en van het nageslacht van Ibraahiem en Israël – en van degenen die Wij geleid en uitverkoren hebben. Als de verzen van de meest Barmhartige (Allah) voor hen gereciteerd werden, vielen zij neer in knielhouding en huilden (uit grootheid voor Allah).

ആയത്ത്: 59

۞ فَخَلَفَ مِنۢ بَعۡدِهِمۡ خَلۡفٌ أَضَاعُواْ ٱلصَّلَوٰةَ وَٱتَّبَعُواْ ٱلشَّهَوَٰتِۖ فَسَوۡفَ يَلۡقَوۡنَ غَيًّا

59. Toen heeft hen een nageslacht opgevolgd die de gebeden opgaven en hun lusten volgden. Dus worden zij in de hel gegooid.

ആയത്ത്: 60

إِلَّا مَن تَابَ وَءَامَنَ وَعَمِلَ صَٰلِحٗا فَأُوْلَٰٓئِكَ يَدۡخُلُونَ ٱلۡجَنَّةَ وَلَا يُظۡلَمُونَ شَيۡـٔٗا

60. Behalve degene die spijt betuigt en gelooft en goede werken verricht. Die zal het paradijs binnentreden en zal niet in het minst benadeeld worden.

ആയത്ത്: 61

جَنَّٰتِ عَدۡنٍ ٱلَّتِي وَعَدَ ٱلرَّحۡمَٰنُ عِبَادَهُۥ بِٱلۡغَيۡبِۚ إِنَّهُۥ كَانَ وَعۡدُهُۥ مَأۡتِيّٗا

61. (Zij zullen) de Eeuwige Tuinen binnentreden wat de Weldadigste aan Zijn dienaren in het onwaarneembare heeft beloofd. Waarlijk! Zijn belofte moet uitkomen.

ആയത്ത്: 62

لَّا يَسۡمَعُونَ فِيهَا لَغۡوًا إِلَّا سَلَٰمٗاۖ وَلَهُمۡ رِزۡقُهُمۡ فِيهَا بُكۡرَةٗ وَعَشِيّٗا

62. Zij zullen daar geen loos gepraat horen maar slechts de vredesgroet. En zij zullen daar hun onderhoud hebben, in de ochtend en de middag.

ആയത്ത്: 63

تِلۡكَ ٱلۡجَنَّةُ ٱلَّتِي نُورِثُ مِنۡ عِبَادِنَا مَن كَانَ تَقِيّٗا

63. Dat is het paradijs dat Wij als erfenis geven aan de dienaren van Ons die godsvrezend zijn en Allah uit het diepste van hun hart liefhebben.

ആയത്ത്: 64

وَمَا نَتَنَزَّلُ إِلَّا بِأَمۡرِ رَبِّكَۖ لَهُۥ مَا بَيۡنَ أَيۡدِينَا وَمَا خَلۡفَنَا وَمَا بَيۡنَ ذَٰلِكَۚ وَمَا كَانَ رَبُّكَ نَسِيّٗا

64. En wij (de engelen) dalen niet neer behalve door het bevel van jouw Heer. Aan Hem behoort wat voor ons is en wat achter ons is en wat tussen twee is, en jouw Heer is nooit vergeetachtig.

ആയത്ത്: 65

رَّبُّ ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِ وَمَا بَيۡنَهُمَا فَٱعۡبُدۡهُ وَٱصۡطَبِرۡ لِعِبَٰدَتِهِۦۚ هَلۡ تَعۡلَمُ لَهُۥ سَمِيّٗا

65. Heer van de hemelen en de aarde en alles wat daar tussen is, aanbid Hem dus (alleen) en wees standvastig en geduldig in Zijn aanbidding. Ken jij iemand die gelijk aan Hem is?

ആയത്ത്: 66

وَيَقُولُ ٱلۡإِنسَٰنُ أَءِذَا مَا مِتُّ لَسَوۡفَ أُخۡرَجُ حَيًّا

66. En de mens zegt: “Als ik dood ben, zal ik dan weer tot leven geroepen worden?”

ആയത്ത്: 67

أَوَلَا يَذۡكُرُ ٱلۡإِنسَٰنُ أَنَّا خَلَقۡنَٰهُ مِن قَبۡلُ وَلَمۡ يَكُ شَيۡـٔٗا

67. Weet de mens niet meer dat Wij hem hiervoor geschapen hebben, terwijl hij niets was?

ആയത്ത്: 68

فَوَرَبِّكَ لَنَحۡشُرَنَّهُمۡ وَٱلشَّيَٰطِينَ ثُمَّ لَنُحۡضِرَنَّهُمۡ حَوۡلَ جَهَنَّمَ جِثِيّٗا

68. Dus bij jouw Heer, zeker, Wij zullen hen verzamelen en (ook) de duivels (met hen), dan zullen Wij hen op hun knieën de hel rondleiden.

ആയത്ത്: 69

ثُمَّ لَنَنزِعَنَّ مِن كُلِّ شِيعَةٍ أَيُّهُمۡ أَشَدُّ عَلَى ٱلرَّحۡمَٰنِ عِتِيّٗا

69. Dan zullen Wij zeker uit iedere sekte degenen slepen die het ergst waren in hun brutale opstandigheid tegen de meest barmhartige.

ആയത്ത്: 70

ثُمَّ لَنَحۡنُ أَعۡلَمُ بِٱلَّذِينَ هُمۡ أَوۡلَىٰ بِهَا صِلِيّٗا

70. Dan, waarlijk, kennen Wij diegenen het best, die het meeste waard zijn om daarin te branden

ആയത്ത്: 71

وَإِن مِّنكُمۡ إِلَّا وَارِدُهَاۚ كَانَ عَلَىٰ رَبِّكَ حَتۡمٗا مَّقۡضِيّٗا

71. Er is geen van jullie die daar (de siraat, een pad boven de hel) niet over zal moeten steken. Dat is een besluit van jullie Heer dat vervuld moet worden ^[1].

[1]En degenen die standvastig waren op de rechte weg in deze wereld zal dat ook zijn op de siraat boven de hel.

ആയത്ത്: 72

ثُمَّ نُنَجِّي ٱلَّذِينَ ٱتَّقَواْ وَّنَذَرُ ٱلظَّٰلِمِينَ فِيهَا جِثِيّٗا

72. Dan zullen Wij degenen redden die Allah vrezen en godsvrezend waren. En Wij zullen de onrechtvaardigen daarin op hun knieën achterlaten.

ആയത്ത്: 73

وَإِذَا تُتۡلَىٰ عَلَيۡهِمۡ ءَايَٰتُنَا بَيِّنَٰتٖ قَالَ ٱلَّذِينَ كَفَرُواْ لِلَّذِينَ ءَامَنُوٓاْ أَيُّ ٱلۡفَرِيقَيۡنِ خَيۡرٞ مَّقَامٗا وَأَحۡسَنُ نَدِيّٗا

73. En als Onze duidelijke verzen voor hen gereciteerd worden, zeggen degenen die niet geloven tegen degenen die geloven: “Welke van de twee groepen is de beste (wat betreft) positie en status."

ആയത്ത്: 74

وَكَمۡ أَهۡلَكۡنَا قَبۡلَهُم مِّن قَرۡنٍ هُمۡ أَحۡسَنُ أَثَٰثٗا وَرِءۡيٗا

74. En hoeveel generaties hebben Wij vóór hen vernietigd, die beter waren met betrekking tot welvaart, goederen en uiterlijke verschijning?

ആയത്ത്: 75

قُلۡ مَن كَانَ فِي ٱلضَّلَٰلَةِ فَلۡيَمۡدُدۡ لَهُ ٱلرَّحۡمَٰنُ مَدًّاۚ حَتَّىٰٓ إِذَا رَأَوۡاْ مَا يُوعَدُونَ إِمَّا ٱلۡعَذَابَ وَإِمَّا ٱلسَّاعَةَ فَسَيَعۡلَمُونَ مَنۡ هُوَ شَرّٞ مَّكَانٗا وَأَضۡعَفُ جُندٗا

75. Zeg: “Wie in afdwaling verkeert de meest Barmhartig werpt hem steeds verder daarin (door de zondes van het hart) tot zij dat zien wat hen beloofd is, of de bestraffing of het Uur – zij zullen er achter komen wie de slechtste positie heeft, en wie de zwakkere in kracht zijn."

ആയത്ത്: 76

وَيَزِيدُ ٱللَّهُ ٱلَّذِينَ ٱهۡتَدَوۡاْ هُدٗىۗ وَٱلۡبَٰقِيَٰتُ ٱلصَّٰلِحَٰتُ خَيۡرٌ عِندَ رَبِّكَ ثَوَابٗا وَخَيۡرٞ مَّرَدًّا

76. En Allah vermeerdert in leiding degenen die recht lopen en Allah uit het diepste van hun hart liefhebben. En goede daden verrichten die blijven en beter zijn in het Aangezicht van jullie Heer, beter voor de beloning en beter voor de toevlucht.

ആയത്ത്: 77

أَفَرَءَيۡتَ ٱلَّذِي كَفَرَ بِـَٔايَٰتِنَا وَقَالَ لَأُوتَيَنَّ مَالٗا وَوَلَدًا

77. Heb je degene gezien die ongelovig aan Onze tekenen was en (toch) zei: “Ik zal zeker welvaart en kinderen krijgen.”

ആയത്ത്: 78

أَطَّلَعَ ٱلۡغَيۡبَ أَمِ ٱتَّخَذَ عِندَ ٱلرَّحۡمَٰنِ عَهۡدٗا

78. Kent hij het onwaarneembare of heeft hij een verbond afgesloten met de meest Barmhartige?

ആയത്ത്: 79

كَلَّاۚ سَنَكۡتُبُ مَا يَقُولُ وَنَمُدُّ لَهُۥ مِنَ ٱلۡعَذَابِ مَدّٗا

79 Welnee! Wij zullen noteren wat hij zegt en dan zullen Wij zijn bestraffing vermeerderen;

ആയത്ത്: 80

وَنَرِثُهُۥ مَا يَقُولُ وَيَأۡتِينَا فَرۡدٗا

80. En Wij zullen van hem alles afnemen en hij zal alleen tot Ons komen.

ആയത്ത്: 81

وَٱتَّخَذُواْ مِن دُونِ ٱللَّهِ ءَالِهَةٗ لِّيَكُونُواْ لَهُمۡ عِزّٗا

81. En zij hebben naast Allah goden aangenomen, dat zij hen eer, macht en glorie moge geven.

ആയത്ത്: 82

كَلَّاۚ سَيَكۡفُرُونَ بِعِبَادَتِهِمۡ وَيَكُونُونَ عَلَيۡهِمۡ ضِدًّا

82. Welnee, maar zij zullen hun (de valse goden ,dat kan van alles zijn zelfs je eigen nafs) aanbidding ontkennen en hun tegenstanders worden.

ആയത്ത്: 83

أَلَمۡ تَرَ أَنَّآ أَرۡسَلۡنَا ٱلشَّيَٰطِينَ عَلَى ٱلۡكَٰفِرِينَ تَؤُزُّهُمۡ أَزّٗا

83. Zien jullie dan niet dat Wij de duivels op de ongelovigen afsturen om hen te misleiden ^[1]?

[1]behalve degenen die de band stevig onderhoudt, het gebed op tijd, kennis vergaren en erna leven ect.

ആയത്ത്: 84

فَلَا تَعۡجَلۡ عَلَيۡهِمۡۖ إِنَّمَا نَعُدُّ لَهُمۡ عَدّٗا

84. Haast je dus niet tegen hen; Wij tellen al hun daden nauwkeurig.

ആയത്ത്: 85

يَوۡمَ نَحۡشُرُ ٱلۡمُتَّقِينَ إِلَى ٱلرَّحۡمَٰنِ وَفۡدٗا

85. De Dag waarop Wij de godvrezenden tot de meest barmhartige zullen verzamelen.

ആയത്ത്: 86

وَنَسُوقُ ٱلۡمُجۡرِمِينَ إِلَىٰ جَهَنَّمَ وِرۡدٗا

86. En Wij zullen de misdadigers in een dorstige staat naar de hel drijven.

ആയത്ത്: 87

لَّا يَمۡلِكُونَ ٱلشَّفَٰعَةَ إِلَّا مَنِ ٱتَّخَذَ عِندَ ٱلرَّحۡمَٰنِ عَهۡدٗا

87. Niemand zal de macht voor bemiddeling hebben behalve degene die toestemming daarvoor van de meest barmhartige heeft gekregen.

ആയത്ത്: 88

وَقَالُواْ ٱتَّخَذَ ٱلرَّحۡمَٰنُ وَلَدٗا

88. En zij zeggen: “De Barmhartige heeft zich een zoon toegekend.”

ആയത്ത്: 89

لَّقَدۡ جِئۡتُمۡ شَيۡـًٔا إِدّٗا

89. Voorwaar, jullie beweren iets vreselijks en onaanvaardbaar.

ആയത്ത്: 90

تَكَادُ ٱلسَّمَٰوَٰتُ يَتَفَطَّرۡنَ مِنۡهُ وَتَنشَقُّ ٱلۡأَرۡضُ وَتَخِرُّ ٱلۡجِبَالُ هَدًّا

90. Waardoor de hemelen bijna scheuren, en de aarde bijna splijt en de bergen bijna in stukken vallen,

ആയത്ത്: 91

أَن دَعَوۡاْ لِلرَّحۡمَٰنِ وَلَدٗا

91. Doordat zij een zoon aan de Barmhartige toeschrijven.

ആയത്ത്: 92

وَمَا يَنۢبَغِي لِلرَّحۡمَٰنِ أَن يَتَّخِذَ وَلَدًا

92. Maar het is niet passend voor de Barmhartige dat Hij zich een zoon zou toekennen.

ആയത്ത്: 93

إِن كُلُّ مَن فِي ٱلسَّمَٰوَٰتِ وَٱلۡأَرۡضِ إِلَّآ ءَاتِي ٱلرَّحۡمَٰنِ عَبۡدٗا

93. Er zal niemand in de hemelen of op aarde terugkeren tot de Barmhartige dan als dienaar.

ആയത്ത്: 94

لَّقَدۡ أَحۡصَىٰهُمۡ وَعَدَّهُمۡ عَدّٗا

94. Waarlijk, Hij kent ieder van hen en heeft hen een volle rekening gegeven.

ആയത്ത്: 95

وَكُلُّهُمۡ ءَاتِيهِ يَوۡمَ ٱلۡقِيَٰمَةِ فَرۡدًا

95. En ieder van hen zal op de Dag der Opstanding alleen tot Hem komen.

ആയത്ത്: 96

إِنَّ ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَعَمِلُواْ ٱلصَّٰلِحَٰتِ سَيَجۡعَلُ لَهُمُ ٱلرَّحۡمَٰنُ وُدّٗا

96. Waarlijk, degenen die geloven en goede daden verrichten, de meest barmhartige zal hen liefde doen toekomen.

ആയത്ത്: 97

فَإِنَّمَا يَسَّرۡنَٰهُ بِلِسَانِكَ لِتُبَشِّرَ بِهِ ٱلۡمُتَّقِينَ وَتُنذِرَ بِهِۦ قَوۡمٗا لُّدّٗا

97. Dus hebben Wij dit gemakkelijk voor jouw tong gemaakt, alleen maar zodat je goed nieuws aan de godvrezenden geven en daarmee de twistzieken mensen waarschuwen.

ആയത്ത്: 98

وَكَمۡ أَهۡلَكۡنَا قَبۡلَهُم مِّن قَرۡنٍ هَلۡ تُحِسُّ مِنۡهُم مِّنۡ أَحَدٍ أَوۡ تَسۡمَعُ لَهُمۡ رِكۡزَۢا

98. En hoeveel generaties voor hen hebben Wij vernietigd! Kun jij daar nog iemand van vinden of zelfs een fluistering van hen horen?