ߞߎ߬ߙߣߊ߬ ߞߟߊߒߞߋ ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌߘߊ - ߤߏߟߊ߲ߘߌߞߊ߲ ߘߟߊߡߌߘߊ * - ߘߟߊߡߌߘߊ ߟߎ߫ ߦߌ߬ߘߊ߬ߥߟߊ

XML CSV Excel API
Please review the Terms and Policies

ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌ߬ߘߊ߬ߟߌ ߝߐߘߊ ߘߏ߫: ߢߊߞߘߐߛߘߌ ߝߐߘߊ   ߟߝߊߙߌ ߘߏ߫:

Soerat Abasa (Hij Fronste)

عَبَسَ وَتَوَلَّىٰٓ
1. Hij (de Profeet Mohammed vrede zij met hem) fronste en keerde zich af.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
أَن جَآءَهُ ٱلۡأَعۡمَىٰ
2. Want er kwam een blinde man naar hem toe.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَمَا يُدۡرِيكَ لَعَلَّهُۥ يَزَّكَّىٰٓ
3. Maar wie zou zeggen of hij Wellicht wil hij zich reinigen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
أَوۡ يَذَّكَّرُ فَتَنفَعَهُ ٱلذِّكۡرَىٰٓ
4. Of dat hij een vermaning mocht ontvangen, en hij kon met deze vermaning zijn voordeel doen?
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
أَمَّا مَنِ ٱسۡتَغۡنَىٰ
5. Voor hem die denkt dat hij aan zichzelf voldoende heeft.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَأَنتَ لَهُۥ تَصَدَّىٰ
6. Aan hem besteed je je aandacht.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَمَا عَلَيۡكَ أَلَّا يَزَّكَّىٰ
7. Wat zal het jou deren, als hij niet rein wordt.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَأَمَّا مَن جَآءَكَ يَسۡعَىٰ
8. Maar tegen degene die naar jou toe komt rennen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَهُوَ يَخۡشَىٰ
9. En vrees heeft voor Allah en Zijn bestraffing.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَأَنتَ عَنۡهُ تَلَهَّىٰ
10. Hem negeer je en je concentreert je op de ander.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
كَلَّآ إِنَّهَا تَذۡكِرَةٞ
11. Nee, (doe dit niet) waarlijk het is een vermaning.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَمَن شَآءَ ذَكَرَهُۥ
12. Laat ieder dit dat wil, er lering uit halen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فِي صُحُفٖ مُّكَرَّمَةٖ
13. Het staat in edele geschriften.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
مَّرۡفُوعَةٖ مُّطَهَّرَةِۭ
14. Uitmuntend (in waardigheid) en rein.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
بِأَيۡدِي سَفَرَةٖ
15. In handen van de schrijvers (de engelen).
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
كِرَامِۭ بَرَرَةٖ
16. Eerbaar en gehoorzaam.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
قُتِلَ ٱلۡإِنسَٰنُ مَآ أَكۡفَرَهُۥ
17. Wees vervloekt (de ongelovige) mens! Hoe ondankbaar is hij.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
مِنۡ أَيِّ شَيۡءٍ خَلَقَهُۥ
18. Waarvan heeft Hij hen geschapen?
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
مِن نُّطۡفَةٍ خَلَقَهُۥ فَقَدَّرَهُۥ
19. Van een druppel (zaad), Hij schiep hen en heeft hen in de juiste verhouding gevormd.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
ثُمَّ ٱلسَّبِيلَ يَسَّرَهُۥ
20. Toen heeft Hij de weg gemakkelijk voor hen gemaakt.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
ثُمَّ أَمَاتَهُۥ فَأَقۡبَرَهُۥ
21. Toen liet Hij hen sterven en legde hen in het graf.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
ثُمَّ إِذَا شَآءَ أَنشَرَهُۥ
22. Dan, als Hij dat wil, laat Hij hen (weer) opwekken.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
كَلَّا لَمَّا يَقۡضِ مَآ أَمَرَهُۥ
23. Nee, maar (de mens) heeft niet gedaan wat Hij hem bevolen heeft.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَلۡيَنظُرِ ٱلۡإِنسَٰنُ إِلَىٰ طَعَامِهِۦٓ
24. Laat de mens dan naar zijn voedsel kijken.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
أَنَّا صَبَبۡنَا ٱلۡمَآءَ صَبّٗا
25. Dat Wij water in overvloed laten stromen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
ثُمَّ شَقَقۡنَا ٱلۡأَرۡضَ شَقّٗا
26. En dat Wij de aarde in kloven gespleten hebben.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَأَنۢبَتۡنَا فِيهَا حَبّٗا
27. En Wij het graan laten groeien.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَعِنَبٗا وَقَضۡبٗا
28. En druiven en klaver.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَزَيۡتُونٗا وَنَخۡلٗا
29. En olijven en dadelpalmen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَحَدَآئِقَ غُلۡبٗا
30. En tuinen, vol met vele bomen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَفَٰكِهَةٗ وَأَبّٗا
31. En fruit en gewas.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
مَّتَٰعٗا لَّكُمۡ وَلِأَنۡعَٰمِكُمۡ
32. (Om een) voorziening en nut voor jullie en jullie vee te zijn.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
فَإِذَا جَآءَتِ ٱلصَّآخَّةُ
33. Als dan het bazuingeschal (wederom) klinkt.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
يَوۡمَ يَفِرُّ ٱلۡمَرۡءُ مِنۡ أَخِيهِ
34. Op die dag zal de mens van zijn broeder wegvluchten.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَأُمِّهِۦ وَأَبِيهِ
35. En van zijn moeder en zijn vader.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَصَٰحِبَتِهِۦ وَبَنِيهِ
36. En van zijn vrouw en zijn kinderen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
لِكُلِّ ٱمۡرِيٕٖ مِّنۡهُمۡ يَوۡمَئِذٖ شَأۡنٞ يُغۡنِيهِ
37. Ieder mens zal op die Dag meer dan genoeg aan zorgen hebben.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وُجُوهٞ يَوۡمَئِذٖ مُّسۡفِرَةٞ
38. Sommige gezichten zullen op die Dag stralend schijnen.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
ضَاحِكَةٞ مُّسۡتَبۡشِرَةٞ
39. Al lachende, zich verheugend op het goede nieuws (voor de gelovigen).
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
وَوُجُوهٞ يَوۡمَئِذٍ عَلَيۡهَا غَبَرَةٞ
40. Andere gezichten zullen op die Dag met stof bedekt zijn.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
تَرۡهَقُهَا قَتَرَةٌ
41. In diepe duisternis gehuld (zoals ook in deze wereld hun hart gehuld was door zondes en onwetendheid).
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
أُوْلَٰٓئِكَ هُمُ ٱلۡكَفَرَةُ ٱلۡفَجَرَةُ
42. Dat zullen de ongelovigen zijn, de zondaren.
ߊߙߊߓߎߞߊ߲ߡߊ ߞߘߐߦߌߘߊ ߟߎ߬:
 
ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌ߬ߘߊ߬ߟߌ ߝߐߘߊ ߘߏ߫: ߢߊߞߘߐߛߘߌ ߝߐߘߊ
ߝߐߘߊ ߟߎ߫ ߦߌ߬ߘߊ߬ߥߟߊ ߞߐߜߍ ߝߙߍߕߍ
 
ߞߎ߬ߙߣߊ߬ ߞߟߊߒߞߋ ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌߘߊ - ߤߏߟߊ߲ߘߌߞߊ߲ ߘߟߊߡߌߘߊ - ߘߟߊߡߌߘߊ ߟߎ߫ ߦߌ߬ߘߊ߬ߥߟߊ

ߞߎ߬ߙߣߊ߬ ߞߟߊߒߞߋ ߞߘߐ ߟߎ߬ ߘߟߊߡߌߘߊ ߤߏߟߊ߲ߘߌߞߊ߲ ߘߐ߫.

ߘߊߕߎ߲߯ߠߌ߲