අර්ථ කථනය පරිච්ඡේදය සූරා අල් ඉන්සාන් - الترجمة الهولندية - පාරිශුද්ධ අල් කුර්ආනයේ විශ්ව කෝෂය

Soerat Al-Insaan (De Tijd)

වාක්‍යය: 1

هَلۡ أَتَىٰ عَلَى ٱلۡإِنسَٰنِ حِينٞ مِّنَ ٱلدَّهۡرِ لَمۡ يَكُن شَيۡـٔٗا مَّذۡكُورًا

1. Was er niet voor de mens een bepaalde periode geweest wanneer hij niets was om te benoemen?

වාක්‍යය: 2

إِنَّا خَلَقۡنَا ٱلۡإِنسَٰنَ مِن نُّطۡفَةٍ أَمۡشَاجٖ نَّبۡتَلِيهِ فَجَعَلۡنَٰهُ سَمِيعَۢا بَصِيرًا

2. Waarlijk, Wij hebben de mens uit druppels (van gemengd zaad) geschapen zodat hij beproefd kan worden, dus maakten Wij hem horend en ziend.

වාක්‍යය: 3

إِنَّا هَدَيۡنَٰهُ ٱلسَّبِيلَ إِمَّا شَاكِرٗا وَإِمَّا كَفُورًا

3. Waarlijk Wij hebben hem de weg getoond, of hij dankbaar of ondankbaar zal zijn.

වාක්‍යය: 4

إِنَّآ أَعۡتَدۡنَا لِلۡكَٰفِرِينَ سَلَٰسِلَاْ وَأَغۡلَٰلٗا وَسَعِيرًا

4. Waarlijk, Wij hebben voor de ongelovigen ijzeren ketenen, ijzeren halsbanden en een laaiend vuur voorbereid.

වාක්‍යය: 5

إِنَّ ٱلۡأَبۡرَارَ يَشۡرَبُونَ مِن كَأۡسٖ كَانَ مِزَاجُهَا كَافُورًا

5. Waarlijk, de vromen die Allah vrezen en het kwaad vermijden zullen een beker drinken, gemengd met water uit de bron in het paradijs die ‘Kafoer’ heet.

වාක්‍යය: 6

عَيۡنٗا يَشۡرَبُ بِهَا عِبَادُ ٱللَّهِ يُفَجِّرُونَهَا تَفۡجِيرٗا

6. Een bron waarvan de dienaren van Allah zullen drinken, die uitbundig zal stromen.

වාක්‍යය: 7

يُوفُونَ بِٱلنَّذۡرِ وَيَخَافُونَ يَوۡمٗا كَانَ شَرُّهُۥ مُسۡتَطِيرٗا

7. Zij vervulde hun geloften en zij vrezen een dag waarop het kwaad wijdverspreid zal zijn.

වාක්‍යය: 8

وَيُطۡعِمُونَ ٱلطَّعَامَ عَلَىٰ حُبِّهِۦ مِسۡكِينٗا وَيَتِيمٗا وَأَسِيرًا

8. En zij geven voedsel ondanks dat zij het liefhebben aan de armen, de wees en de gevangenen (de Islam heeft zelf rechten gegeven aan de gevangenen 1400 jaar geleden).

වාක්‍යය: 9

إِنَّمَا نُطۡعِمُكُمۡ لِوَجۡهِ ٱللَّهِ لَا نُرِيدُ مِنكُمۡ جَزَآءٗ وَلَا شُكُورًا

9. (Zeggende): “Wij voeden jullie slechts om Allah's tevredenheid te zoeken, Wij wensen geen beloning of dankbaarheid van jullie.

වාක්‍යය: 10

إِنَّا نَخَافُ مِن رَّبِّنَا يَوۡمًا عَبُوسٗا قَمۡطَرِيرٗا

10. Waarlijk, wij vrezen van onze Heer een moeilijke en pijnlijke dag, die de gezichten er vreselijk uit zal laten zien.”

වාක්‍යය: 11

فَوَقَىٰهُمُ ٱللَّهُ شَرَّ ذَٰلِكَ ٱلۡيَوۡمِ وَلَقَّىٰهُمۡ نَضۡرَةٗ وَسُرُورٗا

11. Daarom redde Allah hen (de gelovigen) van het kwaad van die dag, en gaf hun een licht van schoonheid en vreugde.

වාක්‍යය: 12

وَجَزَىٰهُم بِمَا صَبَرُواْ جَنَّةٗ وَحَرِيرٗا

12. En hun vergoeding zal het paradijs zijn, en zijden kleding, omdat zij geduldig waren (geduld in de verplichtingen te blijven doen, geduld in het afstand nemen van zondes, geduld met de Qadr van Allah).

වාක්‍යය: 13

مُّتَّكِـِٔينَ فِيهَا عَلَى ٱلۡأَرَآئِكِۖ لَا يَرَوۡنَ فِيهَا شَمۡسٗا وَلَا زَمۡهَرِيرٗا

13. Leunend daarop op verheven banken, zij zullen noch de hitte van de zon zien noch de koude weer.

වාක්‍යය: 14

وَدَانِيَةً عَلَيۡهِمۡ ظِلَٰلُهَا وَذُلِّلَتۡ قُطُوفُهَا تَذۡلِيلٗا

14. En de schaduw daarvan is dichtbij hen en de trossen fruit daarvan hangen laag binnen hun bereik.

වාක්‍යය: 15

وَيُطَافُ عَلَيۡهِم بِـَٔانِيَةٖ مِّن فِضَّةٖ وَأَكۡوَابٖ كَانَتۡ قَوَارِيرَا۠

15. En onder hen zullen zilveren schalen en glazen van kristal rondgaan.

වාක්‍යය: 16

قَوَارِيرَاْ مِن فِضَّةٖ قَدَّرُوهَا تَقۡدِيرٗا

16. Kristalhelder, gemaakt van zilver. Zij zullen de maat daarvan bepalen volgens hun wensen.

වාක්‍යය: 17

وَيُسۡقَوۡنَ فِيهَا كَأۡسٗا كَانَ مِزَاجُهَا زَنجَبِيلًا

17. En zij krijgen daar een beker te drinken gemengd met gember.

වාක්‍යය: 18

عَيۡنٗا فِيهَا تُسَمَّىٰ سَلۡسَبِيلٗا

18. Een bron daar heet Salsabil.

වාක්‍යය: 19

۞ وَيَطُوفُ عَلَيۡهِمۡ وِلۡدَٰنٞ مُّخَلَّدُونَ إِذَا رَأَيۡتَهُمۡ حَسِبۡتَهُمۡ لُؤۡلُؤٗا مَّنثُورٗا

19. En rond om hen heen zullen knapen (die hen bedienen) van een eeuwige jeugd zijn. Als jullie hen zien, zullen jullie aan verspreide parels denken.

වාක්‍යය: 20

وَإِذَا رَأَيۡتَ ثَمَّ رَأَيۡتَ نَعِيمٗا وَمُلۡكٗا كَبِيرًا

20. En als je daar kijkt, zal je een vreugde zien en een groot rijk.

වාක්‍යය: 21

عَٰلِيَهُمۡ ثِيَابُ سُندُسٍ خُضۡرٞ وَإِسۡتَبۡرَقٞۖ وَحُلُّوٓاْ أَسَاوِرَ مِن فِضَّةٖ وَسَقَىٰهُمۡ رَبُّهُمۡ شَرَابٗا طَهُورًا

21. Hun kleding zal van fijne groene zijde en goud borduursel zijn. Zij zullen versierd worden met zilveren armbanden en hun Heer zal hen een zuivere drank geven.

වාක්‍යය: 22

إِنَّ هَٰذَا كَانَ لَكُمۡ جَزَآءٗ وَكَانَ سَعۡيُكُم مَّشۡكُورًا

22. (En er zal tegen hen gezegd worden): “Waarlijk dit is een beloning voor jullie en jullie inspanningen zijn geaccepteerd.”

වාක්‍යය: 23

إِنَّا نَحۡنُ نَزَّلۡنَا عَلَيۡكَ ٱلۡقُرۡءَانَ تَنزِيلٗا

23. Waarlijk! Wij zijn het die de Koran aan jou in gedeelten hebben neergezonden.

වාක්‍යය: 24

فَٱصۡبِرۡ لِحُكۡمِ رَبِّكَ وَلَا تُطِعۡ مِنۡهُمۡ ءَاثِمًا أَوۡ كَفُورٗا

24. Wees daarom geduldig en onderwerp je aan het bevel van jouw Heer, en gehoorzaam niet de zondaar of de ongelovige onder hen.

වාක්‍යය: 25

وَٱذۡكُرِ ٱسۡمَ رَبِّكَ بُكۡرَةٗ وَأَصِيلٗا

25. En gedenk iedere ochtend en in de namiddag de naam van jouw Heer.

වාක්‍යය: 26

وَمِنَ ٱلَّيۡلِ فَٱسۡجُدۡ لَهُۥ وَسَبِّحۡهُ لَيۡلٗا طَوِيلًا

26. En kniel gedurende de nacht voor Hem en verheerlijk Hem door de lange nacht.

වාක්‍යය: 27

إِنَّ هَٰٓؤُلَآءِ يُحِبُّونَ ٱلۡعَاجِلَةَ وَيَذَرُونَ وَرَآءَهُمۡ يَوۡمٗا ثَقِيلٗا

27. Waarlijk! Zij (ongelovigen en zij die op hun lijken) houden van het huidige leven van deze wereld en zij laten achter hen een zware dag.

වාක්‍යය: 28

نَّحۡنُ خَلَقۡنَٰهُمۡ وَشَدَدۡنَآ أَسۡرَهُمۡۖ وَإِذَا شِئۡنَا بَدَّلۡنَآ أَمۡثَٰلَهُمۡ تَبۡدِيلًا

28. Wij zijn het die hen geschapen hebben en Wij hebben hen sterk gebouwd. En als Wij willen, kunnen Wij hen door anderen die zoals zij zijn volledig vervangen.

වාක්‍යය: 29

إِنَّ هَٰذِهِۦ تَذۡكِرَةٞۖ فَمَن شَآءَ ٱتَّخَذَ إِلَىٰ رَبِّهِۦ سَبِيلٗا

29. Waarlijk! Dit is een vermaning, voor iedereen die de weg naar zijn Heer wilt nemen.

වාක්‍යය: 30

وَمَا تَشَآءُونَ إِلَّآ أَن يَشَآءَ ٱللَّهُۚ إِنَّ ٱللَّهَ كَانَ عَلِيمًا حَكِيمٗا

30. Maar jullie zullen het niet willen tenzij Allah het wil. Waarlijk, Allah is de immer Alwetende, Alwijze.

වාක්‍යය: 31

يُدۡخِلُ مَن يَشَآءُ فِي رَحۡمَتِهِۦۚ وَٱلظَّٰلِمِينَ أَعَدَّ لَهُمۡ عَذَابًا أَلِيمَۢا

31. Hij zal Zijn genade toekennen aan wie Hij wil en voor de onrechtvaardigen heeft Hij een pijnlijke bestraffing voorbereid.