Terjemahan makna Surah Surah Al-Balad - Terjemahan Berbahasa Belanda - Ensiklopedia Alquran Alkarim

Soerat Al-Balad (De Stad)

Ayah: 1

لَآ أُقۡسِمُ بِهَٰذَا ٱلۡبَلَدِ

1. Ik zweer bij deze stad.

Ayah: 2

وَأَنتَ حِلُّۢ بِهَٰذَا ٱلۡبَلَدِ

2. En jij bent vrij in deze stad.

Ayah: 3

وَوَالِدٖ وَمَا وَلَدَ

3. En bij de verwekker en wat hij verwekt heeft.

Ayah: 4

لَقَدۡ خَلَقۡنَا ٱلۡإِنسَٰنَ فِي كَبَدٍ

4. Waarlijk, Wij hebben de mens geschapen om te zwoegen.

Ayah: 5

أَيَحۡسَبُ أَن لَّن يَقۡدِرَ عَلَيۡهِ أَحَدٞ

5. Denkt hij dat niemand hem kan overmeesteren?

Ayah: 6

يَقُولُ أَهۡلَكۡتُ مَالٗا لُّبَدًا

6. Hij zegt: “Ik heb welvaart in overvloed verspild.”

Ayah: 7

أَيَحۡسَبُ أَن لَّمۡ يَرَهُۥٓ أَحَدٌ

7. Denkt hij dat niemand hem ziet?

Ayah: 8

أَلَمۡ نَجۡعَل لَّهُۥ عَيۡنَيۡنِ

8. Hebben Wij voor hem geen paar ogen gemaakt?

Ayah: 9

وَلِسَانٗا وَشَفَتَيۡنِ

9. En een tong en een paar lippen?

Ayah: 10

وَهَدَيۡنَٰهُ ٱلنَّجۡدَيۡنِ

10. En hem twee wegen laten zien (goed en slecht)?

Ayah: 11

فَلَا ٱقۡتَحَمَ ٱلۡعَقَبَةَ

11. Maar hij heeft zich geen moeite getroffen om het steile pad te begaan (goede daden).

Ayah: 12

وَمَآ أَدۡرَىٰكَ مَا ٱلۡعَقَبَةُ

12. En wat laat jullie weten wat een steil pad is?

Ayah: 13

فَكُّ رَقَبَةٍ

13. (Dat is) het bevrijden van een slaaf.

Ayah: 14

أَوۡ إِطۡعَٰمٞ فِي يَوۡمٖ ذِي مَسۡغَبَةٖ

14. Of het geven van voedsel op een hongerige dag.

Ayah: 15

يَتِيمٗا ذَا مَقۡرَبَةٍ

15. Aan een verwante wees.

Ayah: 16

أَوۡ مِسۡكِينٗا ذَا مَتۡرَبَةٖ

16. Of een arme die door de ellende getroffen is.

Ayah: 17

ثُمَّ كَانَ مِنَ ٱلَّذِينَ ءَامَنُواْ وَتَوَاصَوۡاْ بِٱلصَّبۡرِ وَتَوَاصَوۡاْ بِٱلۡمَرۡحَمَةِ

17. En behoorde hij vervolgens tot degene die geloofden en elkaar tot geduld aanspoorden en elkaar tot genade aandspoorden.

Ayah: 18

أُوْلَٰٓئِكَ أَصۡحَٰبُ ٱلۡمَيۡمَنَةِ

17. Zij zijn degenen aan de rechterzijde.

Ayah: 19

وَٱلَّذِينَ كَفَرُواْ بِـَٔايَٰتِنَا هُمۡ أَصۡحَٰبُ ٱلۡمَشۡـَٔمَةِ

19. Maar degenen die niet in Onze tekenen geloven, zijn degenen aan de linkerzijde.

Ayah: 20

عَلَيۡهِمۡ نَارٞ مُّؤۡصَدَةُۢ

20. Het vuur zal hun insluiten.